Een eindelooze achtervolging

Eerst een kleine toelichting waarover je ook HIER iets kunt lezen. Dit verhaal (boekje) schreef mijn vader op twaalfjarige leeftijd in 1941. Het verhaal werd gedrukt op driehonderd exemplaren en verkocht voor 1 frank per boekje. Ik vond het boekje terug bij het opruimen van kartonnen dozen in mijn ouderlijk huis. Ik publiceer het hier met de originele interpunctie en oude spelling.

Kaft Een eindelooze achtervolgingEEN EINDELOOZE ACHTERVOLGING

door FRANS SCHYVENS

1e HOOFDSTUK

DE GEHEIME GANG

Een auto snort over den weg… Detective Freddy Williams. Diep in zijn binnenzak weggedoken, zit een portefeuille. Daarin een lotje van de Koloniale Loterij: Het lot van 5 millioen !!! Freddy is op weg om zijn 5 millioen af te halen, op weg naar zijn fortuin !!!

Een bocht… een snok aan de rem… krak… De auto is er leelijk aan toe… Een massa volk komt toegesneld… Ook een agent is ter plaatse… Hij trekt het portier open. Freddy ligt achter het stuur. Hij heeft het bewustzijn verloren… “Is hier een dokter?” vraagt een agent, en kijkt tusschen de menigte. Een man treedt vooruit: “Jawel, mijnheer de agent, geneesheer-inspecteur van beroep”

Dokter John heet hij. Een groene bril, een zwarte snor en een gouden ring aan den vinger.

“Die woont niet in de stad” zegt een toeschouwer. “Misschien een dokter van den buiten, die juist in de stad vertoeft.” De agent en de dokter praten even met elkaar. Dan gaat de dokter in de auto. Daar blijft hij met Freddy alleen. Na een vijftal minuten komt hij terug buiten.

“Freddy heeft het bewustzijn verloren, hij komt spoedig terug bij” zegt hij tot den agent. De menigte druipt stilaan af. Ook de dokter is verdwenen.

* * *

De agent heeft het Roode Kruis opgebeld. Freddy wordt thuisgebracht… Twee uur later trekt hij de oogen open en komt weer klaar bij zijn positieven. Vaag herinnert hij zich het ongeluk.

Maar… de detective zit hem in het bloed. “Nu Freddy de 5 millioen gaan halen. En… geen ongeluk meer!” zegt hij bij zich zelf.

Hij wil zijn portefeuille nemen. Doch die is weg. De detective wordt bleek… Hij zet heel het huis op stelten, zoekt in alle hoeken en kanten… niets van een portefeuille… GESTOLEN !?!…

* * *

“Wel beste vriend Freddy, en ik die meende dat u een ongeluk overkomen was!” lachte de commissaris toen de detective op het politiebureel kwam aangestormd. “Zeker, zeker !!! maar mijn portefeuille, mijn portefeuille is weg… Toen ik met mijn auto uitreed, zat zij nog veilig in mijn zak en nu is zij spoorloos verdwenen…” “Wie is er tijdens het ongeluk bij u geweest?” “Mijnheer de commissaris, hoe zou ik dat weten?” “Wat stak er dan bezonder in uw portefeuille? “De vijf millioen niet, maar het lot van vijf millioen.”

De commissaris duwde op een bel en daar verscheen agent 408. “Ha, mijnheer Freddy Williams, genezen, ja? Dat doet me plezier dat u weer zoo gezond zijt als een haantje.” En hij drukte Freddy de hand… “Wie is er bij Williams geweest na het ongeluk agent 408?” “Ik vroeg naar een dokter en een man ging in de auto en onderzocht Freddy…” “Hoe heette die?” “Hij gaf zich uit voor dokter John” “Hebt ge hem gezien?” “Nee…!” “Hebt gij zijn eenzelvigheidskaart gevraagd…?” “Nee, dat vond ik niet noodig. Is er iets gebeurd?” “Freddy zijn portefeuille is gestolen…!” “’t Is die natuurlijk die mijn portefeuille gestolen heeft!” kreet Freddy. “En nu?” vroeg de commissaris. “Nu? Nu ga ik opzoek naar mijn portefeuille… en vinden zal ik hem… “

***

Een achterbuurt van Antwerpen… allemaal vuile huizen. In één er van komt een man binnen en doet de deur achter zich dicht. Op hetzelfde oogenblik komt een man buiten, groet den eerst binnengekomene… dan verdwijnt hij om de wacht te betrekken. “Mannen, een aap van een detective reed tegen een boom… Ik gaf me uit als dokter en onderzocht hem, in zijn binnenzak en vond deze portefeuille”, en de rooverhoofdman nam de gestolen portefeuille uit zijn zak; dan wilde hij nog iets zeggen, doch…!

Ondertusschen was nog een andere heer op de straat en hoorde de hoofdman juist zeggen: “… en vond zijn portefeuille…” Freddy is echter ook in deze buurt omdat hij weet dat daar veel dieven zitten. Een signaal weerklinkt… verraad… de hoofdman komt buiten met zijn mannen en stak juist de portefeuille weg… “Die zelfde akelige detective Freddy komt ons bespieden, ha, ‘k zal hem mores leeren…”

En waarlijk, de laatste heer die op straat gekomen was, was niemand anders dan Williams… hij had zijn portefeuille gezien in de handen van den dief en hij wil de portefeuille grijpen, maar deze verdwijnt in den zak van den hoofdman… Doch op hetzelfde oogenblik doet die man een teeken. De dieven grijpen hem vast en sleuren hem binnen in huis. Daar wordt hij netjes gebonden op een stoel. Hij kan geen vin meer verroeren…

“Stuk detective, ge zijt in onze macht, probeer geen enkel middel te gebruiken om te ontsnappen … of … de portefeuille terug te krijgen …” “Schurk, zijt jij misschien de valsche dokter?” beet Freddy den man toe. “Ge hebt het gezegd” verraad de hoofdman zichzelf. “Valschaard!” sist Freddy tusschen de tanden.

Dat was te veel voor den dief, hij trok zijn revolver en wilde vuren, doch op hetzelfde ogenblik viel Williams achterover op den grond … de kogel vloog in de muur. Freddy had heel eenvoudig een truk gebruikt. Maar Freddy zelf kon zich natuurlijk niet meer oprichten en de hoofdman was zoo onbeleefd dat hij hem te laten liggen. “Stuk detective, ge ziet wat ik durf!” “Daar moet ge nogal fier op zijn, gij lafaard!” “Nog één woord en ge gaat naar ’t pierenland, begrepen?” De detective ziet in dat het beter is te zwijgen. Zijn leven kan er van af hangen. Freddy wordt nog verder in den kelder gebracht. Een bandiet – het ziet er nogal een fatsoenlijk heerschap uit – bewaakt hem maar precies niet al te nauwkeurig. Een buitenkansje, denkt Freddy, ‘k zal hem zoeken over te halen om mij te verlossen, hem uit de dievenbende trachten te lokken en samen den portefeuille in handen te krijgen …

“Ssst!” … doet de detective. “Wat is er tot uw dienst kameraad?” klinkt de stem van den dief. “Man, buig u over mij” zegt Freddy. “Als ge me uit deze gevangenis verlost, zullen we samen de portefeuille zoeken maar … dan moet ge me van dezen boeien bevrijden” zegt Williams op gedempten toon. “Top!” zegt Tom, zonder éénmaal te vragen wat zijn loon ervoor is en daarmee snijdt hij de banden van Freddy door. Plots … twee oogen glinsteren in den pikdonkere kelder … achter die oogen was een hoofd en dat hoofd was van niemand dan van den … rooverhoofdman. Hij ziet de banden doorsnijden en springt vliegensvlug van den trap van den kelder. Dat lawaai heeft Freddy natuurlijk gehoord.

***

“Vluchten langsdaar!” huilt Tom en hij trekt een valluik open en ze verdwijnen samen in de diepte. “Verdraaid nog aan toe!” huilt de hoofdman. “Ze zullen rap terug in onze macht zijn.” Ook hij opent de val en verdwijnt in de duisternis.

Ondertusschen loopen Freddy en Tom zoo gauw mogelijk de trappen af … Nauwelijks waren ze beneden of de valluik wordt voor de tweede maal geopend en een vloekende man daalt vliegensvlug in de donkere geheime gang. Tom heeft het gerucht gehoord en samen vluchten ze verder en verder. Freddy loopt in een vuil afgelegen hok binnen en ze kruipen weg achter een half ineengezakte tafel … ’t Was tijd. Daar verscheen de hoofdmanen stak de deur open … Freddy hield zich doodstil … “In dit vuil hok zullen ze niet zijn” gromde de hoofdman. Hij deed de deur terug achter zich dicht en deed de grendel er vast op. Freddy hoorde dat de hoofdman nog in enkele andere hokken ging en dan kwaad uitriep: “Die mannen zijn onvindbaar! Misschien hebben ze den uitgang al gevonden. Maar wie weet buiten mij den uitgang van de geheime gang? Nooit heb ik aan mijn dieven den weg geleerd!” En met die woorden klimt hij den trap weer op.

***

“Hij is weg”, mort Freddy toen hij den hoofdman den trap hoort opklimmen. “Gelukkig, ik werd hier moe achter de tafel, ik ben in doodsangst geweest man. Moest de schurk on ste pakken gekregen hebben, hij zou niet veel genade voor ons gekend hebben.” “Maar, Tom, wat gaan we nu doen?” “Verder in de gang gaan. Kom, laat ons maar gauw uit dat akelig hok weggaan.” Tom wil de deur openen maar deze is gesloten. “Nu zitten we hier schoon te blinken mijnheer Williams!” “Geen spierke licht hier te zien”, zucht Freddy, doch weldra wordt hij onderbroken door Tom. “Maar ik, met mijn dievenlichtje, kan toch zien hoe het zoo al gesteld is” zegt Tom geen klein beetje fier. “Vooruit, gauw! Steek aan dat we uit dien verduivelden boel hier wegraken”, juicht Freddy die weer zijn moed bijeen raapt.

Beiden onderzoeken ze de brokkelige muren en den vochtigen vloer. Eensklaps struikelt Freddy. Freddy bibbert over heel zijn lichaam. “Pas op, stomp er liever niet tegen, mijnheer Freddy, het kan doodsgevaar zijn!” Maar de kloeke man heeft er al tegen geduwd, de steen gaat opzij en … ratten springen uit de opening. “Doe toe!” huilt Tom. Freddy springt naar de opening, trekt gauw den steen ervoor, de vloed is gelukkiglijk afgesneden. Een twintigtal ratten zijn den kerker en lopen rond, op zoek naar een uitweg. De detective wil ze verjagen maar waar moeten de beestjes blijven?

Freddy’s aandacht wordt getrokken door veen kleine rat die in ’t midden van deel blijft staan, iets in den bek heeft, er aan snuffelt en als een wervelwind de cel doorloopt en met haar lijf tegen een steen duwt. Dan een krak … de steen zakt in, gevolgd door vele anderen, en daar verschijnt een enorme opening … al de ratten vluchten langs daar weg …

Freddy moet zich vasthouden aan den muur, zóó is hij geschrokken, maar niet lang … hij gaat ook eens zien wat daar achter schuilt … en knipt de zaklamp aan. Onder hen kronkelt een kleine trap … Dan is er een lange gang waarvan men het uiteinde niet ziet. “Laat ons afdalen, het is hier een veel te rotte boel!” Freddy gaat naar de opening en houdt zich aan de muur vast maar … een groote brok steen valt weer in. Tom gaat de trap af, gevolgd door Freddy. Het is moeilijk met al die steenen en dan ’t is geen nieuwe trap …

Juist op tijd zijn ze beneden want aanstonds … Boem! Krak! … De zoldering van de kleine cel scheurt open en alles zakt naar beneden. De balken hangen omlaag. Buiten schertst een uil en alles blijft daarna stil …

◊◊◊◊◊◊◊◊◊

2de HOOFDSTUK

GEVANGEN OP EEN EILAND

Toen zij beneden waren en het lawaai van het donderen der steenen ophield, keken Freddy en Tom een lange stonde elkander aan … ‘Freddy, zouden we nu vrij zijn?’ vroeg de oude roover, toen ze in de gang voortgingen. ‘De uitgang, de uitgang waar die valschaard van mompelde toen hij achter ons zocht, zouden we die nog ooit terug vinden?’ vroeg de detective zich af, en hij had maar weinig hoop …

***

Ondertusschen waren ook de dieven niet onwerkzaam gebleven. Zoodra de hoofdman terug bovenkwam, en hij sakkerde van woede, kwamen zijn mannen naar hem toe. ‘Hebt ge iets gevonden, Robby (zoo heette de hoofdman). ‘Nee, verduiveld, neen !’ sakkerde hij binnensmomds. ‘Robby, moeten we gaan helpen?’ ‘ Ja, luie vlegels, hop !’ … De mannen sprongen als soldaten recht. De hoofdman is tevreden: ‘Nu zullen we dat stuk detective en zijn verrader eens gaan opsporen!’ … Hij wilde juist de valluik weer openen, toen hij almeteens een geweldige slag hoorde en iets daverends neerstortte … ‘Vluchten, mannen ! Seffens valt ook hier alles in … en dan wordt ons geld bedolven onder de puinen en wij erbij !’ Ieder stormde buiten, doch tot nog toe zakte niets in. Zoo rap als hun beenen hen dragen konden, liepen ze naar het vliegplein … De dieven sprongen in een vliegtuig en vlogen weg … in de richting van de Noordzee. Het was 4.36 uur.

***

Ondertusschen doolden ook onze twee vrienden nog altijd voort. ‘Maar, Tom, we hebben zeker al vijf kilometer afgelegd’, zei Freddy Williams, die moe wordt. Tom antwoordt niet, want juist splitste de weg in twee. Beide mannen stonden in beraad. Kordaat sloegen ze links af. Nu maakte de weg een groote kromming. Nog tien meter … en daar is een kleine opening. Midden in het struikgewas, buiten, in de schoone natuur … midden talrijke prachtige monsters van vliegtuigen … Ze zijn op het vliegplein.

***

Nauwelijks zijn ze buiten of een man verschijnt vóór hen. ‘Heeren, wat komt ge hier zoo plotseling doen?’ vraagt een soort portier. ‘Niets , mijnheer, we zijn maar langs hier op deze groote wei gekomen.’. ‘Wat langs daar? Er heeft nog nooit iemand beproefd er door te komen.’ ‘Wij hebben toch geen ongelukken tegengekomen’, lacht Freddy. ‘Maar waar zijn we eigenlijk aangeland?’ ‘Op het  vliegveld, heeren.’ Beiden stonden ze verstomd te kijken. Dat de gang op het vliegplein zou uitgekomen zijn, hadden ze nooit verwacht. ‘Heeren, ge hebt mij daarjuist gesproken dat ge langs daar, langs die petrolput gekomen zijt, maar dat kan ik niet gelooven. Wat bezielt u, langs zoo iets vuils, neen dààr !’ De man echter zag niets bijzonders. Toen trok Tom een struik weg en de gang werd zichtbaar. De man verschoot van kleur, maar nadat Freddy gansch de historie had verteld, ging hem ineens een licht op. ‘Kameraden’, riep hij, ‘dan kan ik  misschien helpen. Een kwartier geleden  kwamen hier eenige ongure elementen aangestormd, ze sprongen in een vliegtuig en weg waren ze zonder te betalen’ … ‘In welke richting zijn ze gevlogen?’ kreet Freddy. ‘Ik meen naar de Noordzee.’ ‘ Een vliegtuig, vlug !… Ginder doorklieven zij reeds het luchtruim …‘ Dit gebeurt om 4.50u, dus 14 minuten na de dieven.

***

‘We vliegen over de zee, mannen!’ En meteen keek de hoofdman op zijn horloge … ‘4.50 u. op den kop, mannen. Ik geloof dat we boven de zee vliegen.’ Na nog een uur gevlogen te hebben, zagen ze een klein stipje achter hen. ‘Full speed vooruit, luie vlegel ! ’t Is zeker dat stuk detective die zich voor Freddy Williams uitgeeft !’ De roovers vlogen niet heel rap, ’t was immers een zwaar verkeersvliegtuig. Maar het jachtje van Freddy daarentegen, want hij was het, vloog veel sneller en na een vijftal minuten circelden de twee vliegtuigen boven elkaar. Freddy van boven. Het gevecht begon … Freddy kon goed naar beneden schieten, maar het ander vliegtuig maakte zulke gekke buitelingen dat het onmogelijk was te raken. Plots  schoot hij met zijn snuit vooruit, recht op het jacht … Deze week achteruit, doch te laat. De hoofdman schoot en een kogel vloog in den benzinebak. De nafta druppelde naar beneden … groote vlammen sloegen op … Het vliegtuig begon te duikelen en in die worsteling maakt Freddy er gebruik van en schiet ook in den motor … De roovers begonnen te tieren: ‘Dat door dien fameuzen Freddy Williams!’ ‘Ze hebben van hetzelfde laken een broek !’ lacht Freddy. Doch hij wordt aanstonds  weer ernstig. ‘Tom, ik geloof, willen we niet verbrand worden, dat we zullen moeten springen. Houd u stevig, man, en tracht te zwemmen. Meer niet !…’ Ze sprongen met een valscherm in de ijselijke diepte. Weldra wordt hun voorbeeld gevolgd door de dieven. Ze hingen een vijf meter boven Freddy en Tom … Gelukkig waren alle valschermen open gegaan.

De hoofdman alleen heeft van uit het vliegtuig de revolver nog in de hand en hij wilde juist laffelijk beginnen schieten, doch een vreeselijk gekraak deed zich hooren … de twee vliegtuigen waren in zee gestort. De hoofdman wachtte niet lang. De kogels floten in de lucht.  Door de bewegingen van de valschermen schoot hij nooit juist. Nog een tien meter en de eerste dief, Bardey, kwam op het eiland … Uit Robby’s revolver floot een kogel en doorboorde de valscherm van Freddy op den beganen grond. Hij viel op den grond en bleef als dood liggen. Tom had kunnen weenen van ’t verdriet, want al was hij vier uur geleden nog een dief, hij hield toch van Freddy …

***

Weldra staat ieder weer op vasten grond. Tom boog zich over Freddy. Eén oogenblik kwam er een glimlach …

WORDT VERVOLGD

Advertentie