Deze serie heet ‘Werkverblijf in Goes’, dus begrijp je dat ik daar niet woon. Ik voel me er wel heel erg thuis. Ik ken er de weg redelijk goed. Als ik door de binnenstad loop zie ik bijna altijd wel iemand die ik ken. Even knikken, even ‘hoi’ zeggen of een kort praatje. En soms volgt de vraag ‘Jij woont toch in Afrika?’ Dan begrijp je dat mijn antwoord wat langer is.
Maar dit is eigenlijk niet waarover ik snel iets wil schrijven. Wel over het antwoord op de vraag: ‘Wat mis je het meest in Afrika?’ Dat zijn de kinderen en de kleinkinderen natuurlijk maar meestal antwoord ik: de fiets. Daarna waarschijnlijk: kaas. De fiets is hetgeen ik heel vaak mis. En waarom fiets ik daar niet? Omdat het levensgevaarlijk is. Er wordt nauwelijks gefietst, heel erg jammer. De meeste wegen zijn zandpaden en dat fietst niet lekker. De geasfalteerde wegen zijn slecht onderhouden, dus vol kuilen. Verder zijn er geen fietspaden en wordt er links en rechts ingehaald. Vaak ook via de berm. Dus uitwijken als fietser is zelden een optie.
Fietswinkels heb ik nog nooit gezien. Ja, de grote winkelketens verkopen fietsen. Type ATB of mountainbike. In Maputo stad zie ik tijdens het weekend wel eens een groepje ‘wielertoeristen’. Op racefietsen dus. Ik sprak ze wel eens aan. Zij fietsen meestal op de grote ringweg (Marginal en Circular) rond de stad. Eigenlijk zijn dat een soort snelwegen met een goed wegdek. Heel wat stukken zijn tolwegen waar zij dan tussen de tolpoortjes doorlaveren. Best wel gevaarlijk.
In Goes heb ik een auto te leen van mijn zoon en schoondochter. Erg handig voor grotere afstanden. In Goes heb ik een leenfiets. Erg fijn en wat geniet ik van mijn mini-fiets-tochtjes van hier naar daar. En dan dwalen mijn gedachte af naar mijn andere thuis in Djonasse … ‘Oh wat jammer dat …!’

Daar staan ze dan … mijn geleende voertuigen.
Ik spring zo op de fiets want ze verwachten me op de speellocatie van IN HET SPOOR VAN DE STIER, vlakbij de Stoomtrein Goes – Borsele. Nog 12 dagen …
