Mogelijk schrijf ik later wat meer over beide heren. Zij hebben elkaar niet gekend. Zij zijn overleden op dezelfde dag.
Vic Anciaux – Eddie Bogaert
Zoals ik vrijdag al meldde, schrijf ik nu (een paar dagen later) ietsjes meer over deze twee mannen.
Vic Anciaux – mijn hele jeugd hoorde ik zijn naam in de gesprekken over politiek. Mijn vader en hij (de Vic) waren goede jeugdvrienden in Boechout. Toneelspelen, een KSA-afdeling (nieuw) leven in blazen, druk bezig met de Vlaamse zaak, enzovoort. Vic verhuisde naar Brussel en werd huisarts in Machelen. Mijn vader bleef in Boechout wonen en werd leraar op de plaatselijke middelbare school, actief in allerlei culturele verenigingen. Ze waren beide actief lid van de Volksunie. Anciaux (Vlaams nationalist) op landelijk niveau, staatssecretaris, onderhandelaar, partijvoorzitter. Mijn vader op lokaal niveau. Hij was lijstduwer en later schepen (wethouder) in Boechout. Ze spraken elkaar af en toe op (politieke)bijeenkomsten. Vic Anciaux hielp mijn Kosovaarse (pleeg)zus met de juiste adviezen voor haar naturalisatie. Na zijn pensionering was Vic Anciaux een boegbeeld voor Kom op tegen Kanker acties. Hij bezocht de begrafenissen van mijn beide ouders in Boechout.
Eddie Bogaert – in 1999 leerde ik deze enthousiaste Zeeuw kennen. Hij was op dat moment voorzitter van de GOV (Goese Operette Vereniging). Dit amateurgezelschap – tegenwoordig Muziektheater Zeeland – wilde destijds de bakens verzetten. Een verjonging van zowel leden als publiek en naast operettes veel meer musicals en heel af en toe een uitstapje naar opera. Ik werd in 2000 gevraagd als regisseur van een nieuwe musical: Zacharias Jansen. Ik had een grote inbreng. Mocht het scenario deels aanpassen, had een vinger in de pap bij de kostuums en het decor. Ik kreeg de artistieke touwtjes in handen. Marjolein – de vrouw en grote liefde van Eddie – speelde en zong de vrouwelijke hoofdrol. Zijn schoonmoeder was mijn regie-assistente. Mijn eerste kennismaking met het culturele wereldje van Goes en omstreken. Het was een fijne kennismaking met Eddie en zijn clubje. Een jaar later (2001) zetten we gezamenlijk onze tanden in Anatevka, Fiddler on the roof. Een musical die zelfs een tv-registratie beleefde. Ik kwam wekelijks bij Eddie en Marjolein over de vloer. In het dagelijks leven was Eddie politieagent, fanatiek Ajax-fan, volleerd wereldreiziger en wielertoerist. We kwamen elkaar met grote regelmaat tegen. In het theater, bij een wielerwedstrijd, op Facebook, bij bijzondere evenementen. We regeerden op elkaars stukjes. Hij was een gepassioneerde reis-blogger. Zijn levensmotto was Carpe Diem en zijn lievelingswoord: genieten. Na zijn pensionering werd hij oa heel actief als organisator van de Ride for the Roses. Een groots, landelijk fiets-evenement met als doel geld inzamelen voor kanker-projecten en kankeronderzoek. Die rotziekte werd hem fataal.
Hoe persoonlijk is een blog? Elk blog dat wordt bijgehouden door één persoon is persoonlijk. Ook het mijne. Maar net als de meeste bloggers die ik volg betekent dat niet dat ik alles uit mijn persoonlijke leven hier deel met Jan en alleman. Ik ben selectief. Je zou ook kunnen zeggen dat ik mezelf censureer. Ik ben ooit beginnen bloggen om mijn moeder op de hoogte te houden van al mijn bedrijvigheden in het (verre) buitenland. Natuurlijk gingen ook andere familieleden, buren en vrienden (af en toe) meelezen. Ik wil(de) geen van allen ongerust maken als er al eens iets tegen zat. Dat meld(de) ik hooguit in wat tussenzinnetjes. Of ik schreef er een eenmalig stukje over. Als het nodig is mail of bel ik m’n geliefden, wat tegenwoordig met WhatsApp een stuk gemakkelijker en goedkoper gaat.
Ergens in mijn eerste of tweede blogjaar (2011 – 2012) luchtte ik mijn hart over hoe Isabel zich gedroeg naar ‘personeel’. Meer nog over onze discussies en ruzies daarover. Een goede vriend reageerde met een persoonlijk mailtje: “Waarom moet iedereen dit weten Koen?” Een andere kennis reageerde soortgelijk op dat specifieke stukje. Het snelle antwoord was zoiets als: “Omdat het me bezighoudt.”
Al gauw bond ik in. Ook omdat Isabel me ooit hetzelfde vroeg. Zij leest geen Nederlands maar soms vraagt ze waar mijn stukjes over gaan. Dan vertel ik dat uiteraard. Zij is veel terughoudender over privézaken dan ik. Ook in het dagelijks leven. Zij vroeg me om dat te respecteren. Niet te veel vertellen over ons doen en laten. Sindsdien ben ik daarin wat terughoudender. Als uitgangspunt hanteer ik: ‘Als Isabel dit stukje zou kunnen lezen, vindt ze dat oké?’
Een mooi principe is: ‘Ik ben verantwoordelijk voor wat ik schrijf. Niet voor wat een ander leest en of interpreteert.’ In de praktijk zit er soms heel wat ruimte tussen deze twee zaken. Ik probeer er voor te zorgen dat die ruimte klein blijft maar of dat altijd lukt … ik betwijfel het.
Ik volg twee bloggers die al hun stukjes hebben versleuteld met een wachtwoord. Dat begrijp ik want zij zijn erg openhartig over hun directe leefwereld. Soms met naam en toenaam. Af en toe zou ik zo’n wachtwoordsleutel ook willen gebruiken want dan zou ik de hele toon van mijn stukjes kunnen veranderen. Nu hoor ik jullie denken: “Is er dan iets aan de hand?” Nee hoor, ik schrijf soms privé-logjes omdat het prettig is om bepaalde zaken onder woorden te brengen. Een soort dialoog met mezelf. Zo’n stukjes belanden dan in het mapje ‘concepten’ om er een paar dagen of weken later te verdwijnen naar de prullenbak.
Op Facebook ben ik al jaren veel terughoudender dan in de begintijd. Geen uitgebreide fotoreportages meer over ons doen en laten. Meestal plaats ik daar wel een link naar dit blog. Ik heb daar een paar vaste volgers en reageerders. Het vreemde is dat zij hier (op mijn blog) NIET kunnen reageren en wel op FB. Ik heb nog nooit iemand geblokkeerd dus ik begrijp niet hoe dat kan. Eén van de vele onbegrijpelijke kanten van de grote www-wereld.
Ik was als kind geen stijve hark maar ook geen held in de turnzaal / gymlokaal. Het lager onderwijs volgde ik zes jaar in het Sint-Gabriëlinstituut. Op minder dan vijf minuten wandelen vanaf mijn ouderlijk huis in Boechout (provincie Antwerpen). De school had een eigen, moderne turnzaal. We hadden een aparte turnmeester. Ik ben zijn naam vergeten. Ik weet ook niet meer vanaf welk leerjaar we les van hem kregen. Wel herinner ik me nog de zak met mijn turnsloefen, witte kousen, een blauwe short en een wit shirt met daarop het schoolschildje genaaid. ‘Stinkie-stankie zweetgeur’. Ik spreek dus over 1962 – 1968. We moesten ons omkleden in een soort voorgeborchte (er zaten enkel jongens op die school) en daarna moesten we in de zaal aan de linkerkant (onder ramen) op de Zweedse banken gaan zitten.
Tijdens het eerste deel van de les stonden we verspreid over de turnzaal met ons gezicht naar de meester. Op afstand van elkaar zodat we elkaar niet konden (aan)raken. Er volgden dan tien minuten springen, huppelen, met armen en benen zwaaien enzovoort. Een warming up zullen we maar zeggen. Daarna moesten we op lengte-volgorde gaan staan en liepen we als een lange slang op allerlei soorten manieren door de ruimte. Volgende onderdeel: iets op de turnmatten. Het duurde altijd lang voor alles op zijn plaats was gelegd. Meestal als een lange rode loper als bij een modeshow. In dezelfde lengte-volgorde (ik zat ergens iets over halverwege in zo’n rij) moesten we dan koprollen maken. Eerst een paar keer vooruit, daarna ook achteruit over de kop. Dat was mijn eerste moeilijkheid. Ik kon het wel maar meer dan een zesje kreeg ik niet van de niet-bestaande jury. Ook mijn radslag verdiende geen hoge score.
En dan werd het tijd voor de turntoestellen. Ken je ze nog? Ze werden opgesteld bijna op het eind van de turnzaal. Voor zo’n toestel werd een houten springplank neergezet. Een trampoline kan ik me niet herinneren. Achter zo’n toestel lagen nog één of twee matten. Al dat neerzetten was ook onze (de leerlingen) taak.
En weer stormden we daarna opnieuw in lengte-volgorde af op zo’n obstakel. Met de benen wijd over de bok of de plint en daarna met de benen opgetrokken tussen je armen. Dat laatste was best moeilijk. De turnmeester stond altijd naast zo’n toestel en hielp je er desnoods eroverheen. Ik vond dat hij te hard in mijn arm kneep, net onder mijn oksel maar als hij me dan ook een beetje de hoogte in tilde was ik toch blij. Soms stonden de toestellen in de lengte, soms in de breedte. Soms was er nog een onduidelijke oefening met een dik touw. Touwtrekken in ploegen. Touwtje springen …
Het laatste deel van de les was in- en bij de sportramen. Naar boven klimmen, je omdraaien en je benen gestrekt optillen, hangend aan de hoogste sport. Kortom: buikspieroefeningen. Soms werden de sportramen open gedraaid en moest je eroverheen klimmen. Ladder op, ladder af, en bovenlangs. Een soort kinder-stormbaan. En ook de Zweedse banken werden soms omgedraaid en werden dan gebruikt als evenwicht-balkjes. Ik denk dat zo’n les 45 minuten duurde. Douchen was geen onderdeel van de les omdat er simpelweg geen douches waren. Stinkie-stankie voor de tweede keer.
Laat ik wat ouderwetse foto’s toevoegen:
Van boven naar onder en van links naar rechts: de springplank, een mat met lussen om ze weer op te hangen, de bok, sportramen, matten, Zweedse bank en de plint. (*)
We gingen ook zwemmen. Met de bus naar Antwerpen naar het Koningin Astridbad. Maar dat is een verhaal voor de volgende keer. Net zoals vertellen over de rest van mijn turncarrière. Om een erg overdreven term te gebruiken.
Koningin Astridbad in de Nerviërsstraat (Berchem – Antwerpen) in de ’60 er jaren (van de vorige eeuw)
(*) Ik gebruik met opzet de Vlaamse woorden die ik me herinner. In Nederland zijn woorden als kast, sportrekken en apenkooi meer gangbare begrippen.
Ik heb wel eens eerder iets verteld over strips. En dat ik daar van hou. Bijvoorbeeld een stukje over onze grote verzameling Ons Volkske. Dat is puur jeugdsentiment. Nog steeds zal ik Blake en Mortimer en Alex opnemen als favorieten in mijn niet bestaande Top 50 lijst. In dat oude stukje vertelde ik iets over strips in mijn kinderjaren. Van vrienden kregen we een tijdje lang hun oude Robbedoezen. Het tijdschrift. Ook leuk maar minder boeiend dan de eerder genoemde verhalen in Ons Volkske. We kregen geen nieuwe strips van mijn ouders. We kregen wel zakgeld en daar kochten we af en toe prentjesboeken van. Dat mocht. Meestal Michel Vaillant, Lucky Luke en Asterix. Vooral Michel Vaillant las ik steeds opnieuw en opnieuw. Vooral de verhalen die zich buiten het racen afspeelden waren mijn favoriete albums.
Bij de buren leenden we alle Piet Pienter en Bert Bibber-albums. Getekend en geschreven door dorpsgenoot Pom. Pseudoniem van Jozef Van Hove. Bij andere buren alle Kuifjes. Ik vertelde vast ook al over de grote behangpapier-albums en kasboek-albums die mijn oma verzamelde. Nee? Goed, even in het kort. Mijn oma had een abonnement op De Standaard of Het Nieuwsblad. In die krant verschenen dagelijks vier of vijf strips zoals Suske en Wiske, Bessy, Robert en Bertrand en De Rode Ridder. Zij knipte die stroken uit en plakte ze in dikke boeken. Zo ontstonden heel wat albums die wij dan mochten lezen. Later kregen wij al die boeken. Uiteraard waren die stripstroken in zwart-wit, gedrukt op krantenpapier. Meestal drie of vier plaatjes, telkens eindigend met een cliff-hanger. Kijk de oudere albums er maar eens op na. We lazen ze niet dagelijks maar pas als het hele verhaal gepubliceerd was. Met dank aan oma – de verzamelaar.
Uit: Suske en Wiske – De sonometer (Blauwe reeks album 9)
Waarom schrijf ik vandaag iets over strips? Omdat ik sinds enkele maanden lid ben van de Facebook-groepStripknip. Een heel actieve groep met dagelijkse bijdragen van veel verschillende leden. Veel van de titels van nieuwe strips zeggen me niets. En het is al heel lang geleden dat ik een strip-speciaalzaak ben binnengewandeld. Vorige week viel mijn oog op een nieuwe serie: Galaxa. En die naam deed een oud, nostalgisch belletje rinkelen. Galaxa, de fee van het licht in de reeks van de Rode Ridder. De muze van Johan of waren zij geliefden?
Uit De Toverspiegel – album 58 – De Rode Ridder met Galaxa, de goede fee van het licht.
Ik was verkocht. Galaxa was niet enkel Johans fantasie-fee maar ook de mijne. Ik was een jonge puber en ik keek steeds weer naar die mooie Galaxa. In mijn jonge jaren hoopte ik vurig ooit verkering te krijgen met een evenbeeld van deze prikkelende verschijning. Hahaha. Een Rode Ridder album zonder Galaxa was een tegenvaller. Ik bleef dan op ‘mijn honger zitten‘.
Galaxa – Fee van het licht (Karel Biddeloo)
Toen ik eind 70’er jaren naar Leeuwarden verhuisde, stond de strip-interesse op een heel laag pitje. Ik had andere prioriteiten. Het duurde zeker tot 1983. Toen had ik mijn eerste betaalde baan. En er was een stripwinkel in Leeuwarden. De Rat. Ik werd vaste klant. Een nieuwe tijd brak aan en ik werd een verzamelaar. Niet van de strips uit mijn jeugd maar van nieuwe reeksen. In de jaren 80 verschenen heel wat seks-parodieën. Natuurlijk ook een erotische tekening van mijn Galaxa.
Tekening: Karel Biddeloo
Ik heb jaren niet meer aan haar gedacht. Na 2000 nam mijn interesse in strips af. Je kunt je centjes maar één keer uitgeven en reizen hapte een flink stuk uit onze gezamenlijke portemonnee. En strips – zeker hardcovers – werden steeds duurder. Haast onbetaalbaar voor een free lancer zonder vaste baan.
Dwalend door Leeuwarden loop ik nu wel eens binnen bij een krantenwinkel met veel strips. Mooi … maar ik hou de vinger op de knip. Of me dat ook zal lukken als ik deze nieuwe Galaxa zie liggen? Ik weet het nog niet. Voorlopig zeg ik … nee. Ik ben nog niet overtuigd van deze leerling van de Elfen-academie.
Uit: Spiegelblind – deel 1 – Galaxa – Peter van Gught, Romano Molenaar en Shorow Di Rosso
En jullie? Houden jullie van strips? Ik heb zo het vermoeden dat ik weinig ‘ja‘ zal lezen in de reacties. Maar wie weet. Verras me.
Vier van de vijf logjes die ik hier publiceer, vermeld ik ook op mijn Facebook-pagina. Met een link naar dit weblog. Vandaag doe ik min of meer het omgekeerde. FB attendeerde me vandaag op een foto van negen jaar geleden.
Mijn geliefde Isabel (negen jaar geleden)
Ik denk dat Isabel de gastenlijst voor onze bruiloft kritisch zit te bekijken op haar tablet. Een maand na deze foto gaven we elkaar het ja-woord. Negen jaar geleden alweer. Omdat ik aan het werk ben in Nederland en zij in Mozambique (snik) raken deze fb-herinnerings-foto’s een gevoelige snaar. Een snaar van gemis. Gelukkig gebruiken we WhatsApp bijna dagelijks. Even bijpraten. Soms ’s morgens rond half 5 want dan is in Djonasse de wekker net afgelopen. Soms overdag en heel af en toe in de vroege avond.
Ik probeer me te herinneren waar ik deze foto heb gemaakt. Ik weet het niet meer. Dat ga ik haar morgen even vragen. Waarschijnlijk zal zij me dan ook vertellen dat haar (witte) tablet enige tijd later werd gestolen. Overdag, op straat. Dat soort details onthou je des te gemakkelijker. Raar hé!?! Nee, niet raar.
Veel meer moet ik er niet aan toevoegen, althans niet met woorden. Ik kijk gewoon nog een tijdje – met heel veel plezier – naar deze foto. Vandaag plaats ik geen link naar Facebook want daar dook de foto op.
ps. Omdat ik vele duizenden foto’s van ons samen mis (de gestolen externe harde schijf, weet je nog?) ben ik blij dat ik vroeger regelmatig foto’s deelde op sociale media. Die heb ik gelukkig nog wel en dat is … genieten.
Vrijdag schreef ik een stukje over mijn eerste auto. Een blauwe Citroën 2CV. Ik maakte melding van de kleur. En ook de volgende twee auto’s kregen een kleurvermelding in dat logje. In de reacties schreven enkelen van jullie ook iets over de kleur van hun oude auto’s. Verder stond ik er niet zo bij stil, bij die kleur. Tot ik vanochtend mijn Twitter opende en deze (Duitse) foto voorbij zag komen …
En dit stond erbij vermeld: “Uit de tijd dat kleuren nog de norm waren! In plaats van het deprimerende grauw/zwart dat tegenwoordig de norm der dingen is.”
Ik had er nog nooit bij stilgestaan maar ook onze twee laatste auto’s zijn saai zwart en grijs. We hadden ooit een zilvergrijze en een witte VW-golf en een donkerrode en donkerblauwe Toyota Avensis.
Ik moest terug scrollen tot 24 oktober vorig jaar om te ontdekken waar ik was gebleven op mijn route richting vraag 1000. Ik denk niet dat er ooit zo’n lang bloggat – dit zou een Pannenkoekwoord kunnen zijn – heeft gezeten tussen twee edities in deze serie. Na Mijn Digitaal Lockdown Museum avontuur is het tijd om weer wat persoonlijker te worden. Laat ik de draad oppakken.
726. Welke film zou je kijken op een filmavond met vrienden?
Dat hangt heel erg af met welke vrienden. Ik kijk uit naar ‘Don’t look up’. Ik denk dat Isabel daar niet warm voor loopt. Alhoewel … Leonardo DiCaprio en Jennifer Lawrence?! Of ‘The Power of the Dog’. Allebei Netflix-films. Ik spaar deze films op om met Hanneke, Marcus en Inge te kijken.
727. Voel je je anders als je een jurkje draagt?
Ja, zeker weten. Ik hoop dat jullie nu niet om foto’s gaan vragen …
728. Welke geur doet je meteen weer denken aan vroeger?
Als ik daar een top 5 van zou moeten opschrijven dan zijn het waarschijnlijk drie of vier geuren die iets met eten (en koken) van doen hebben. Waarschijnlijk ruik ik dan de kookkunsten van mijn oma. Zij werd 125 jaar geleden geboren – precies vandaag maar dan in 1897. Wat ik graag weer eens zou willen ruiken? Een dennenbos op Terschelling onmiddellijk na een zomerse regenbui. Of een met turf gestookte kachel.
729. Wat zou je anders doen als je met niemand rekening hoefde te houden?
Meer op reis gaan. En dan vergeet voor het gemak corona-restricties en beschikbare financiën.
730. In welke oude beschaving had je wel willen leven?
Dan is het van groot belang in welk segment van die samenleving je terechtkomt. Ervan uitgaande dat ik dan ook theatermaker en leraar ben dan lijkt me de tijd van de grote Griekse schrijvers een interessante periode. Ongeveer 500 voor Chr. in zomers Griekenland.
731. Denk je lang over beslissingen na?
Ja, maar dat heeft meer te maken met mijn uitstel-gedrag. Iets dat vaak positief uitpakt moet ik erbij vermelden.
732. Ben je weleens de bioscoop uit gelopen voor het einde van de film?
Niet vaak maar toevallig wel afgelopen zomer. ‘The Green Knight’ … na een klein half uurtje had ik het wel gezien. Nou ja … de rest heb ik dus niet gezien.
733. Om welke ongepaste grappen lach je stiekem toch?
Weet ik eigenlijk niet. Wat is ongepast? Misschien lach ik wel eens stiekem om een seksistische grap maar vraag me niet om een voorbeeld te geven.
734. Horen de slechte dagen ook bij het leven?
Wat moet ik daar nu weer eens op antwoorden? Ja natuurlijk maar ik zou het eerder momenten met tegenslagen noemen. Een lange stroomstoring, gestolen autospiegels, aangebrande groenten en een overlijdensbericht in de familie op één dag. Dat is een slechte dag dat mag duidelijk zijn. Zelf niet lekker in m’n vel zitten of weinig inspiratie hebben is ook een slechte dag maar van een heel andere orde.
735. Wat zou er in jouw gebruiksaanwijzing moeten staan?
Oei. Interessante vraag. Ik ben het meest gevoelig als het over ‘eten’ gaat. Ik kook (bijna) altijd en weet graag hoe laat we gaan eten. Bijvoorbeeld rond half 7. Dat is het moment dat vrouw-lief thuiskomt op een doordeweekse dag. Het avondeten is dan bijna klaar. Ik wacht tot ze er is om dan nog de laatste zaken in de keuken te doen. En dan aan tafel! Zeker op vrijdagen (mijn thuisdag) doe ik extra mijn best. Als mevrouw dan komt aankakken om acht uur met de mededeling dat een collega trakteerde op een borrel in de stad en dat haar telefoonbatterij leeg was … Nou dan is het goed om mijn ‘gebruiksaanwijzing’ heeeeel nauwkeurig te volgen. Dan ben ik een boze ontploffer. Kort maar wel heftig. Krijg ik een oprechte sorry dan is het over en voorbij. En eet ik waarschijnlijk in mijn eentje in mijn werkkamer. En nog een dingetje dat onder het kopje ‘eten’ valt. Geen telefoon aan tafel en alles proeven. Je hoeft het niet lekker te vinden maar proeven doe je met je mond. Niet met je ogen of met vooroordelen. Natuurlijk weet ik na een tijdje wat iemand écht niet lust. Geen courgette voor Catelijne. Geen zoet en zout gemixt in hetzelfde gerecht voor Isabel. Geen vlees voor vegetarische vrienden. Geen melkproducten voor Trienette.
736. Hoe groot is onze vrije wil?
Is dit een filosofische vraag? Daar zijn al heel wat interessante boeken over volgeschreven. Ik herinner me goede filosofie-lessen op school van Rob K. en Salvatore C. Nu denk ik bij deze vraag alweer aan alle corona-maatregelen. Het woord ‘vrijheid’ en ‘vrije wil’ vliegen – vaak ongepast – in het rond. Ik houd me min of meer aan de opgelegde voorschriften. Ook als ik me afvraag of zo’n maatregel terecht is. Wappies zullen vast beweren dat mijn vrije wil is aangetast. Nou, volgens mij niet. Het is mijn eigen vrije wil om me aan de maatregelen te confirmeren. Ja toch?
737. Welke cursus wil je graag nog volgen?
Voor ik Isabel leerde kennen had ik waarschijnlijk ‘boekbinden’ geantwoord. Na het verhuizen en veel kleiner gaan wonen in Leeuwarden is de zin en noodzaak verdwenen. Bijna alle tijdschriften zijn oud papier geworden. De laatste twee cursussen die ik heb gevolgd waren ‘Portugees’ en ‘Kunstgeschiedenis’. Die laatste cursus was leuk maar te oppervlakkig en te veel in de vorm van twaalf lezingen. Veel te weinig ruimte voor gesprekken, vragen, ideeën, verbindingen leggen … Als ik weer een cursus ga volgen zal het vast weer iets over geschiedenis of kunst zijn. Ik volg enkele online-cursussen (bijscholing) in verband met mijn schoolwerk. Zoals ‘hybride onderwijs’. Of ik die GRAAG volg … weet ik niet. Het is oké en hoort bij mijn betaalde activiteiten op dit ogenblik.
738. Maak je soms grappen ten koste van jezelf?
Dagelijks. Zelfspot is heerlijk. Ik heb dan de woorden “Ik bén een oude man!” meer dan waarschijnlijk gebruikt.
739. Welke bloemen koop je het liefst voor jezelf?
Ik heb twaalf jaar lang witte avalanches gekocht. Ik kocht ze voor mezelf. Bij een foto van Ine. Na mijn verhuizen uit de Holleweg (november 2017) in Bergen op Zoom ben ik gestopt met die tweewekelijkse traditie. In Leeuwarden en Mozambique koop ik nooit bloemen voor mezelf. Ja, planten voor de tuin maar dat is niet echt voor mezelf.
740. Welke dierlijke eigenschap zou je wel willen hebben?
Vliegen. En jullie?
741. Mag je gesprekken met de ene vriendin vertellen aan de andere?
Het is maar weer eens duidelijk dat deze vragenlijst in een damesblad (Flow) stonden. Ik ben zeer discreet als het moet. Laatst vertelde Isabel me iets over de Mozambikaanse vrouw van een gezamenlijke vriend. Ik antwoordde dat ik dat al lang wist. “Hoe dat zo?” “Nou gewoon omdat hij (die vriend) me dat al lang geleden in vertrouwen had verteld.” Isabel was verbaasd dat ik dat niet met haar had gedeeld.
742. Met wie deel je je dromen?
Mijn letterlijke dromen vertel ik af en toe aan Isabel. Andersoortige dromen deel ik zelden (denk ik).
743. Is nieuw altijd beter?
NEE. Met opzet gebruikte ik hoofdletters. Dat zal vast ook iets zijn van mijn generatie of van het ouder worden.
744. Wat doe je wanneer een feestje maar geen feestje wil worden?
Weggaan. De vraag is dan wel of mijn wederhelft dat ook zo ervaart. Gelukkig hebben we daar goede afspraken over. Als het me niet bevalt dan ga ik naar huis en dan ben ik bereid haar later op te komen halen. In de praktijk is dat nog nauwelijks voorgekomen. Een enkele keer herinner ik me dat en toen bracht een vriend haar thuis. No problem!
745. Wat heb je geleerd op school waar je nog steeds wat aan hebt?
Lezen uiteraard. Hoofdrekenen alhoewel ik dat steeds minder doe. Een beetje Frans, een beetje Engels. Kortom vooral algemene kennis. De tabel van Mendeljev en de stelling van Pythagoras liggen op het kerkhof van verloren kennis.
746. Zeg je altijd de waarheid, ook als die een ander kan kwetsen?
Nee. Het is een mooi principe maar zo ‘Hollands’. Of zoals ze dan in Afrika (en elders) zeggen ‘typical Dutch’. En natuurlijk ontkom je er niet altijd aan. Rond de pot blijven draaien lost ook weinig op. Maar wat is ‘de waarheid’? Het is en blijft natuurlijk ‘een mening’.
747. Wat heb je onlangs weggegeven aan iemand die het harder nodig had?
Een soort eindejaars-pakket voor onze huishoudelijke hulp. Tegelijkertijd heb ik flink wat ruimte gemaakt in een voorraadkast, een voorraadlade, diepvries en ijskast. En iets wat lijkt op een niet bestaande en niet afgesproken dertiende maand zat ook in dat ‘pakket’.
748. Ben je online anders dan in het echte leven?
Ja, natuurlijk want online heeft niemand last van mijn grommen, scheten, ongeduld, slapeloosheid, zweten, flauwe grappen … moet ik nog meer voorbeelden geven? Ik vertel hier wel wat persoonlijke zaken maar er is altijd een vorm van zelf-censuur. Zeker als ik het over andere mensen heb. Ik probeer daarmee mijn blog niet achter een ‘slotje’ te plaatsen. Wat ik trouwens wel heel goed begrijp van collega-bloggers.
749. Wat doe je als je ergens bent verdwaald?
Dat gebeurde voor het laatst zo’n drie jaar geleden. In de buurt van Barbeton (Mpumalanga – Zuid-Afrika). We maakten een uitstap met de auto. Ik had de route min of meer van te voren bekeken. In de bergen was er plots geen internet-bereik. Dus geen navigatie en geen google-maps. Mijn gevoel en een klein beetje de zon brachten ons toch weer in de bewoonde wereld. ’t Was wel even spannend. Ask Isabel. Ik heb geen probleem om de weg te vragen maar vaak helpt dat heel weinig want de meeste mensen (in Afrika) kennen enkel hun eigen buurt(je).
750. Wanneer ben je voor het laatst naar het theater gegaan?
Wat een rotvraag om dit logje mee af te sluiten. Maar het is de vragensteller vergeven want hij of zij wist bij het bedenken van deze 1000 vragen niets over covid-19 laat staan gesloten theaters, bioscopen en musea. Onder normale omstandigheden had ik vast geantwoord: “Eergisteren of vorige zaterdag of 29 december of zoiets.”
Gisteren wist ik meteen welk schilderij ik vandaag wilde toevoegen aan Mijn Digitaal Lockdown Museum. Op de muurschildering van Banksy gisteren tilt een meid een denkbeeldig doek op. Een optisch ‘trucje’ dat je wel vaker tegenkomt. Vandaag tilt de zesjarige Dalí het zee-oppervlak op …
Dalí op zesjarige leeftijd, toen hij dacht dat hij een meisje was, bezig de huid van het water op te lichten om een hond te zien slapen in de schaduw van de zee – 1950 – Salvador Dalí – olieverf op doek – 27 x 34 cm – privéverzameling – Parijs
Dit is vast de langste schilderij-titel in mijn kerstvakantie-project. De titel omschrijft bijna letterlijk wat we zien. De toevoeging dat het Dalí zelf is als kind, had ik niet kunnen weten door enkel te kijken.
De eerste echte buitenlandse reis die ik met Ine maakte, was naar Parijs in het vroege voorjaar 1980. Ik vergeet voor het gemak België, voor mij niet echt het buitenland. Kan het romantischer, naar de lichtstad? We waren allebei al eerder in Parijs geweest dus de Eiffeltoren, de Notre Dame en de Arc de Triomphe stonden niet op het programma. De belangrijkste reden van ons bezoek … het nog niet lang daarvoor geopende Centre Pompidou en een grote Dalí-tentoonstelling.
Ik was (werd) groot fan van Salvador Dalí. Ik vergaapte me aan zijn kunst. Grote schilderijen, de iconische rode lippenbank, sculpturen, tekeningen, schetsen en een Luis Buñuel film. Ik herinner me nog heel veel van deze tentoonstelling en de locatie. De weken daarna kocht ik een betaalbaar boek ‘Dali Dali Dali’want ik had een krap studenten-budget. Dat boek ligt nu naast me.
Ik kijk opnieuw naar het schilderij. Het boek is onderverdeeld in diverse hoofdstukken. ‘Dali op zesjarige leeftijd …’ heeft een plekje gekregen in het hoofdstuk ‘Stilleven’. In het hele oeuvre is dit inderdaad een heel rustig beeld. Ik citeer: ‘De doodse verkilling van het stilleven is een manier om de natuur te corrigeren’. Dit schilderij had ook in de hoofdstukken ‘Landschap’, ‘Ruimte – Tijd’ of ‘Zelfportret’ kunnen staan, vind ik
Een dromerig, fantasievol beeld. Een kind is op zoek naar haar (zijn) hond op een verlaten, zonnig strand. Er staat nauwelijks wind, een lichte rimpeling in het water. En ja, daar is de hond! Niet onder een tafel maar onder het zeeoppervlak. De zee als tafellaken. Is het je opgevallen dat het kind zweeft? Ze is helemaal los van haar schaduw. Net zoals een kleine rots linksvoor op het schilderij maar dan heet het niet zweven maar drijven. Dus niet enkel een dromerig beeld maar duidelijk de verbeelding van een droom. Hoofdzakelijk zachte kleuren, een fijne droom. Zeker geen nachtmerrie. De lange titel doet vermoeden dat Dalí persé wilde dat hij het middelpunt van je aandacht is. Ik had ‘zeeschaduw’ ook wel een mooie titel gevonden.
Als je wat verder gaat fantaseren dan kun je zeggen dat de jonge Dalí al geïnteresseerd was aan dat wat zich ophoudt onder het oppervlak. Hij probeert het onzichtbare zichtbaar te maken. Hij deelt zijn fantasie met de kijker. ‘Ik ben naakt en onschuldig en licht enkel een tipje van de sluier op …’ Je zou het een definitie van kunst kunnen noemen.
Jarenlang hing er een reproductie van ‘Paar met het hoofd vol wolken’ bij ons thuis. Misschien wel als symbool van ons tweeën, maar vooral als herinnering aan die tentoonstelling. Tot zover. Natuurlijk valt er heel veel meer te vertellen over Dalí en zijn krankzinnige oeuvre maar dat is niet de opzet van deze stukjes. En ik moet bekennen dat ik 42 jaar na het bezoek aan die tentoonstelling in Parijs niet meer zo euforisch reageer op zijn werken.
Ik zag vanochtend op FB een foto van het oude 250 gulden briefje. Mijn favoriete briefje, zo mooi van kleur maar ook omdat er een vuurtoren opstaat. Voor de jonkies en de Vlamingen die hier meelezen, voeg ik onderstaande foto toe zodat ze begrijpen waar ik het over heb.
Wij verzamelden al sinds het eind van de 80’er jaren vuurtorens. Of beter gezegd: vuurtorentjes. Ze moesten op onze wc passen, dat was een voorwaarde. En mijn moeder – meneer-oma-de-mama – mocht dat niet weten. We waren bang dat we anders nooit meer iets anders zouden krijgen dan vuurtorens. Hahaha, de schat (zaliger). Dus geen al te grote objecten. Een paar tekeningen en foto’s. Een paar vuurtorens met daaronder klingeling-klingeling ijzeren staafjes hingen aan een buis van de waterleiding. Peper en zout stelletjes, botermesjes, wierookhouders, enzovoort. We twijfelden lang of het 250 gulden biljet daar ook een plekje moest krijgen want we herinnerde ons te goed dat ergens in 1987 (of 1988) een melkfles werd gejat in Wyns.
Ik fantaseer nu flink wat opgetrokken wenkbrauwen bij mijn lezers. Een gestolen melkfles? Ik zal het zo vertellen maar eerst nog een foto.
Rijksdaalder, een knaak, 2,5 gulden
We hadden zo ons eigen spaarsysteem. In de boekenkast (in Wyns) stond een omgespoelde melkfles. Beter gezegd … een omgespoelde karnemelkfles. Zo’n fles had een veel bredere opening. Elke rijksdaalder die we kregen deponeerden we in die fles. De afspraak was dat we nooit specifiek rijksdaalders vroegen als we wisselgeld verwachtten. Maar als we ze kregen … bingo. Voor de melkfles in de boekenkast. We beloofden elkaar dat we dat ‘spaarpotje’ pas zouden aanspreken als er geen munt meer bij kon.
Ruim een jaar later (misschien waren het wel twee jaar) was de fles goed gevuld maar nog niet vol. Ik was wel benieuwd naar het bedrag van een volle fles. Ik ging tellen en kwam uit op ongeveer 800 gulden. Een volle fles zou dus ruim 1000 gulden opleveren. Er kwam een nieuwe Griekenland-vakantie aan. Jammer genoeg was de fles nog niet helemaal vol dus de fles bleef thuis in de boekenkast staan. We waren bijna zes weken de Griekse en Joegoslavische hort op. Onze huisgenoten waren soms thuis en soms niet.
Na de vakantie zaten er al weer gauw een paar knaken in de portemonnee. Dumpen in de fles was nog steeds het devies. Waar is de fles? Ik kon de fles niet vinden. Een paar keer eerder hadden we fles achter de boeken gezet in plaats van vóór de boeken. Hadden we dat nu ook gedaan? Ik kon het me niet herinneren. Op onze traditionele zondagavond-babbel (na Studio Sport en Keek op de Week) vroegen we onze huisgenoten R & R of zij iets wisten van onze melkfles. Nee, ze wisten van niets. De enige conclusie die we konden trekken was: gestolen. Maar wanneer en door wie? We hebben (hadden) geen flauw idee. Ik reed naar Burgum om aangifte te doen bij de politie. Geen inbraak maar wel insluiping door een onbekende.
Een half jaar later lopen twee agenten ons erf op …
Morgen of overmorgen … deel 2 van de gestolen melkfles.
Opnieuw een gouden medaille voor Ranomi Kromowidjojo.
Ik ben de tel kwijt hoe vaak deze Nederlandse zwemster op het hoogste schavotje stond bij internationale zwemwedstrijden. Olympische Spelen. EK en WK langebaan en korte baan. Wat een kanjer en doorbijter. Ik weet dat ik lang geleden een logje over haar schreef. Ik ging op zoek op dit weblog maar kan het niet vinden. Dat moet dus in de web-streepje-log periode zijn geweest. Die stukjes zijn verloren gegaan. Maar daar gaat het nu niet over.
In dat logje schreef ik iets over de toen nog jonge zwemster. Nee, vooral iets over haar naam. Ranomi Kromowidjojo. Ik vond het eerst een tongbreker maar wel eentje met poëzie. Ik proefde de letters in mijn mond. Ik liep naar de badkamer en voor de spiegel zei ik langzaam – goed articulerend- haar naam driemaal. Ranomi Kromowidjojo. Je moet het zelf maar eens proberen … ra-no-mi- kro-mo-wid-jo-jo. Een schitterend voorbeeld van mond-gymnastiek. Mocht ik ooit nog een dochtertje krijgen – wat ik overigens niet denk dat dat zal gebeuren – dan zal ik de voornaam Ranomi zeker overwegen.
Vrouwelijke zwemsters en turnsters van wereldniveau zijn in mijn (beperkte) herinnering jong. Pak ‘m beet … tussen de vijftien en maximaal vijfentwintig jaar. Een zwemster die vier Olympische Spelen na elkaar aan de start staat – met kans op een (gouden) medaille – is volgens mij uiterst zeldzaam. Ranomi is buitencategorie. Na 2008 – 2012 – 2016 dan nu naar Tokio 2021. Ik weet niet waar ik zal zijn op dag dat zij naar het startblok zal lopen. Opnieuw een olympische finale. (Cross fingers) Ik hoop ergens waar ik televisie kan kijken. En ik beloof dat ik na haar overwinning(en) naar de spiegel zal lopen en opnieuw driemaal … ra-no-mi- kro-mo-wid-jo-jo zal zeggen.
Ik hou van sport dat schrijf ik vaak. Maar zwemmen en atletiek volg ik niet op de voet. Niet dagelijks of wekelijks. Maar als de grote toernooien eraan komen verhoogt de interesse vanzelf. Maar roem is zo vergankelijk. In mijn zoektocht naar het logje over Kromowidjojo stuitte ik op ‘Een dag in Londen’ – zondag 5 augustus 2012. Bijna negen jaar geleden. In dat stukje noteer ik heel wat namen van kersverse olympische kampioenen. En weet je wat zo frappant is? Ik herken nauwelijks een naam. Ja, Usain Bolt, Andy Murray, Dorian van Rijsselberghe en natuurlijk … je raadt het al: Ranomi Kromowidjojo.
Wil je nog meer weten over het recente EK-langebaan zwemmen in Boedapest? Klik dan HIER (met interview) of HIER (met de EK-wedstijd 50 meter vrije slag met Nederlands commentaar).