Vier van de vijf logjes die ik hier publiceer, vermeld ik ook op mijn Facebook-pagina. Met een link naar dit weblog. Vandaag doe ik min of meer het omgekeerde. FB attendeerde me vandaag op een foto van negen jaar geleden.
Mijn geliefde Isabel (negen jaar geleden)
Ik denk dat Isabel de gastenlijst voor onze bruiloft kritisch zit te bekijken op haar tablet. Een maand na deze foto gaven we elkaar het ja-woord. Negen jaar geleden alweer. Omdat ik aan het werk ben in Nederland en zij in Mozambique (snik) raken deze fb-herinnerings-foto’s een gevoelige snaar. Een snaar van gemis. Gelukkig gebruiken we WhatsApp bijna dagelijks. Even bijpraten. Soms ’s morgens rond half 5 want dan is in Djonasse de wekker net afgelopen. Soms overdag en heel af en toe in de vroege avond.
Ik probeer me te herinneren waar ik deze foto heb gemaakt. Ik weet het niet meer. Dat ga ik haar morgen even vragen. Waarschijnlijk zal zij me dan ook vertellen dat haar (witte) tablet enige tijd later werd gestolen. Overdag, op straat. Dat soort details onthou je des te gemakkelijker. Raar hé!?! Nee, niet raar.
Veel meer moet ik er niet aan toevoegen, althans niet met woorden. Ik kijk gewoon nog een tijdje – met heel veel plezier – naar deze foto. Vandaag plaats ik geen link naar Facebook want daar dook de foto op.
ps. Omdat ik vele duizenden foto’s van ons samen mis (de gestolen externe harde schijf, weet je nog?) ben ik blij dat ik vroeger regelmatig foto’s deelde op sociale media. Die heb ik gelukkig nog wel en dat is … genieten.
Vrijdag schreef ik een stukje over mijn eerste auto. Een blauwe Citroën 2CV. Ik maakte melding van de kleur. En ook de volgende twee auto’s kregen een kleurvermelding in dat logje. In de reacties schreven enkelen van jullie ook iets over de kleur van hun oude auto’s. Verder stond ik er niet zo bij stil, bij die kleur. Tot ik vanochtend mijn Twitter opende en deze (Duitse) foto voorbij zag komen …
En dit stond erbij vermeld: “Uit de tijd dat kleuren nog de norm waren! In plaats van het deprimerende grauw/zwart dat tegenwoordig de norm der dingen is.”
Ik had er nog nooit bij stilgestaan maar ook onze twee laatste auto’s zijn saai zwart en grijs. We hadden ooit een zilvergrijze en een witte VW-golf en een donkerrode en donkerblauwe Toyota Avensis.
Ik moest terug scrollen tot 24 oktober vorig jaar om te ontdekken waar ik was gebleven op mijn route richting vraag 1000. Ik denk niet dat er ooit zo’n lang bloggat – dit zou een Pannenkoekwoord kunnen zijn – heeft gezeten tussen twee edities in deze serie. Na Mijn Digitaal Lockdown Museum avontuur is het tijd om weer wat persoonlijker te worden. Laat ik de draad oppakken.
726. Welke film zou je kijken op een filmavond met vrienden?
Dat hangt heel erg af met welke vrienden. Ik kijk uit naar ‘Don’t look up’. Ik denk dat Isabel daar niet warm voor loopt. Alhoewel … Leonardo DiCaprio en Jennifer Lawrence?! Of ‘The Power of the Dog’. Allebei Netflix-films. Ik spaar deze films op om met Hanneke, Marcus en Inge te kijken.
727. Voel je je anders als je een jurkje draagt?
Ja, zeker weten. Ik hoop dat jullie nu niet om foto’s gaan vragen …
728. Welke geur doet je meteen weer denken aan vroeger?
Als ik daar een top 5 van zou moeten opschrijven dan zijn het waarschijnlijk drie of vier geuren die iets met eten (en koken) van doen hebben. Waarschijnlijk ruik ik dan de kookkunsten van mijn oma. Zij werd 125 jaar geleden geboren – precies vandaag maar dan in 1897. Wat ik graag weer eens zou willen ruiken? Een dennenbos op Terschelling onmiddellijk na een zomerse regenbui. Of een met turf gestookte kachel.
729. Wat zou je anders doen als je met niemand rekening hoefde te houden?
Meer op reis gaan. En dan vergeet voor het gemak corona-restricties en beschikbare financiën.
730. In welke oude beschaving had je wel willen leven?
Dan is het van groot belang in welk segment van die samenleving je terechtkomt. Ervan uitgaande dat ik dan ook theatermaker en leraar ben dan lijkt me de tijd van de grote Griekse schrijvers een interessante periode. Ongeveer 500 voor Chr. in zomers Griekenland.
731. Denk je lang over beslissingen na?
Ja, maar dat heeft meer te maken met mijn uitstel-gedrag. Iets dat vaak positief uitpakt moet ik erbij vermelden.
732. Ben je weleens de bioscoop uit gelopen voor het einde van de film?
Niet vaak maar toevallig wel afgelopen zomer. ‘The Green Knight’ … na een klein half uurtje had ik het wel gezien. Nou ja … de rest heb ik dus niet gezien.
733. Om welke ongepaste grappen lach je stiekem toch?
Weet ik eigenlijk niet. Wat is ongepast? Misschien lach ik wel eens stiekem om een seksistische grap maar vraag me niet om een voorbeeld te geven.
734. Horen de slechte dagen ook bij het leven?
Wat moet ik daar nu weer eens op antwoorden? Ja natuurlijk maar ik zou het eerder momenten met tegenslagen noemen. Een lange stroomstoring, gestolen autospiegels, aangebrande groenten en een overlijdensbericht in de familie op één dag. Dat is een slechte dag dat mag duidelijk zijn. Zelf niet lekker in m’n vel zitten of weinig inspiratie hebben is ook een slechte dag maar van een heel andere orde.
735. Wat zou er in jouw gebruiksaanwijzing moeten staan?
Oei. Interessante vraag. Ik ben het meest gevoelig als het over ‘eten’ gaat. Ik kook (bijna) altijd en weet graag hoe laat we gaan eten. Bijvoorbeeld rond half 7. Dat is het moment dat vrouw-lief thuiskomt op een doordeweekse dag. Het avondeten is dan bijna klaar. Ik wacht tot ze er is om dan nog de laatste zaken in de keuken te doen. En dan aan tafel! Zeker op vrijdagen (mijn thuisdag) doe ik extra mijn best. Als mevrouw dan komt aankakken om acht uur met de mededeling dat een collega trakteerde op een borrel in de stad en dat haar telefoonbatterij leeg was … Nou dan is het goed om mijn ‘gebruiksaanwijzing’ heeeeel nauwkeurig te volgen. Dan ben ik een boze ontploffer. Kort maar wel heftig. Krijg ik een oprechte sorry dan is het over en voorbij. En eet ik waarschijnlijk in mijn eentje in mijn werkkamer. En nog een dingetje dat onder het kopje ‘eten’ valt. Geen telefoon aan tafel en alles proeven. Je hoeft het niet lekker te vinden maar proeven doe je met je mond. Niet met je ogen of met vooroordelen. Natuurlijk weet ik na een tijdje wat iemand écht niet lust. Geen courgette voor Catelijne. Geen zoet en zout gemixt in hetzelfde gerecht voor Isabel. Geen vlees voor vegetarische vrienden. Geen melkproducten voor Trienette.
736. Hoe groot is onze vrije wil?
Is dit een filosofische vraag? Daar zijn al heel wat interessante boeken over volgeschreven. Ik herinner me goede filosofie-lessen op school van Rob K. en Salvatore C. Nu denk ik bij deze vraag alweer aan alle corona-maatregelen. Het woord ‘vrijheid’ en ‘vrije wil’ vliegen – vaak ongepast – in het rond. Ik houd me min of meer aan de opgelegde voorschriften. Ook als ik me afvraag of zo’n maatregel terecht is. Wappies zullen vast beweren dat mijn vrije wil is aangetast. Nou, volgens mij niet. Het is mijn eigen vrije wil om me aan de maatregelen te confirmeren. Ja toch?
737. Welke cursus wil je graag nog volgen?
Voor ik Isabel leerde kennen had ik waarschijnlijk ‘boekbinden’ geantwoord. Na het verhuizen en veel kleiner gaan wonen in Leeuwarden is de zin en noodzaak verdwenen. Bijna alle tijdschriften zijn oud papier geworden. De laatste twee cursussen die ik heb gevolgd waren ‘Portugees’ en ‘Kunstgeschiedenis’. Die laatste cursus was leuk maar te oppervlakkig en te veel in de vorm van twaalf lezingen. Veel te weinig ruimte voor gesprekken, vragen, ideeën, verbindingen leggen … Als ik weer een cursus ga volgen zal het vast weer iets over geschiedenis of kunst zijn. Ik volg enkele online-cursussen (bijscholing) in verband met mijn schoolwerk. Zoals ‘hybride onderwijs’. Of ik die GRAAG volg … weet ik niet. Het is oké en hoort bij mijn betaalde activiteiten op dit ogenblik.
738. Maak je soms grappen ten koste van jezelf?
Dagelijks. Zelfspot is heerlijk. Ik heb dan de woorden “Ik bén een oude man!” meer dan waarschijnlijk gebruikt.
739. Welke bloemen koop je het liefst voor jezelf?
Ik heb twaalf jaar lang witte avalanches gekocht. Ik kocht ze voor mezelf. Bij een foto van Ine. Na mijn verhuizen uit de Holleweg (november 2017) in Bergen op Zoom ben ik gestopt met die tweewekelijkse traditie. In Leeuwarden en Mozambique koop ik nooit bloemen voor mezelf. Ja, planten voor de tuin maar dat is niet echt voor mezelf.
740. Welke dierlijke eigenschap zou je wel willen hebben?
Vliegen. En jullie?
741. Mag je gesprekken met de ene vriendin vertellen aan de andere?
Het is maar weer eens duidelijk dat deze vragenlijst in een damesblad (Flow) stonden. Ik ben zeer discreet als het moet. Laatst vertelde Isabel me iets over de Mozambikaanse vrouw van een gezamenlijke vriend. Ik antwoordde dat ik dat al lang wist. “Hoe dat zo?” “Nou gewoon omdat hij (die vriend) me dat al lang geleden in vertrouwen had verteld.” Isabel was verbaasd dat ik dat niet met haar had gedeeld.
742. Met wie deel je je dromen?
Mijn letterlijke dromen vertel ik af en toe aan Isabel. Andersoortige dromen deel ik zelden (denk ik).
743. Is nieuw altijd beter?
NEE. Met opzet gebruikte ik hoofdletters. Dat zal vast ook iets zijn van mijn generatie of van het ouder worden.
744. Wat doe je wanneer een feestje maar geen feestje wil worden?
Weggaan. De vraag is dan wel of mijn wederhelft dat ook zo ervaart. Gelukkig hebben we daar goede afspraken over. Als het me niet bevalt dan ga ik naar huis en dan ben ik bereid haar later op te komen halen. In de praktijk is dat nog nauwelijks voorgekomen. Een enkele keer herinner ik me dat en toen bracht een vriend haar thuis. No problem!
745. Wat heb je geleerd op school waar je nog steeds wat aan hebt?
Lezen uiteraard. Hoofdrekenen alhoewel ik dat steeds minder doe. Een beetje Frans, een beetje Engels. Kortom vooral algemene kennis. De tabel van Mendeljev en de stelling van Pythagoras liggen op het kerkhof van verloren kennis.
746. Zeg je altijd de waarheid, ook als die een ander kan kwetsen?
Nee. Het is een mooi principe maar zo ‘Hollands’. Of zoals ze dan in Afrika (en elders) zeggen ‘typical Dutch’. En natuurlijk ontkom je er niet altijd aan. Rond de pot blijven draaien lost ook weinig op. Maar wat is ‘de waarheid’? Het is en blijft natuurlijk ‘een mening’.
747. Wat heb je onlangs weggegeven aan iemand die het harder nodig had?
Een soort eindejaars-pakket voor onze huishoudelijke hulp. Tegelijkertijd heb ik flink wat ruimte gemaakt in een voorraadkast, een voorraadlade, diepvries en ijskast. En iets wat lijkt op een niet bestaande en niet afgesproken dertiende maand zat ook in dat ‘pakket’.
748. Ben je online anders dan in het echte leven?
Ja, natuurlijk want online heeft niemand last van mijn grommen, scheten, ongeduld, slapeloosheid, zweten, flauwe grappen … moet ik nog meer voorbeelden geven? Ik vertel hier wel wat persoonlijke zaken maar er is altijd een vorm van zelf-censuur. Zeker als ik het over andere mensen heb. Ik probeer daarmee mijn blog niet achter een ‘slotje’ te plaatsen. Wat ik trouwens wel heel goed begrijp van collega-bloggers.
749. Wat doe je als je ergens bent verdwaald?
Dat gebeurde voor het laatst zo’n drie jaar geleden. In de buurt van Barbeton (Mpumalanga – Zuid-Afrika). We maakten een uitstap met de auto. Ik had de route min of meer van te voren bekeken. In de bergen was er plots geen internet-bereik. Dus geen navigatie en geen google-maps. Mijn gevoel en een klein beetje de zon brachten ons toch weer in de bewoonde wereld. ’t Was wel even spannend. Ask Isabel. Ik heb geen probleem om de weg te vragen maar vaak helpt dat heel weinig want de meeste mensen (in Afrika) kennen enkel hun eigen buurt(je).
750. Wanneer ben je voor het laatst naar het theater gegaan?
Wat een rotvraag om dit logje mee af te sluiten. Maar het is de vragensteller vergeven want hij of zij wist bij het bedenken van deze 1000 vragen niets over covid-19 laat staan gesloten theaters, bioscopen en musea. Onder normale omstandigheden had ik vast geantwoord: “Eergisteren of vorige zaterdag of 29 december of zoiets.”
Gisteren wist ik meteen welk schilderij ik vandaag wilde toevoegen aan Mijn Digitaal Lockdown Museum. Op de muurschildering van Banksy gisteren tilt een meid een denkbeeldig doek op. Een optisch ‘trucje’ dat je wel vaker tegenkomt. Vandaag tilt de zesjarige Dalí het zee-oppervlak op …
Dalí op zesjarige leeftijd, toen hij dacht dat hij een meisje was, bezig de huid van het water op te lichten om een hond te zien slapen in de schaduw van de zee – 1950 – Salvador Dalí – olieverf op doek – 27 x 34 cm – privéverzameling – Parijs
Dit is vast de langste schilderij-titel in mijn kerstvakantie-project. De titel omschrijft bijna letterlijk wat we zien. De toevoeging dat het Dalí zelf is als kind, had ik niet kunnen weten door enkel te kijken.
De eerste echte buitenlandse reis die ik met Ine maakte, was naar Parijs in het vroege voorjaar 1980. Ik vergeet voor het gemak België, voor mij niet echt het buitenland. Kan het romantischer, naar de lichtstad? We waren allebei al eerder in Parijs geweest dus de Eiffeltoren, de Notre Dame en de Arc de Triomphe stonden niet op het programma. De belangrijkste reden van ons bezoek … het nog niet lang daarvoor geopende Centre Pompidou en een grote Dalí-tentoonstelling.
Ik was (werd) groot fan van Salvador Dalí. Ik vergaapte me aan zijn kunst. Grote schilderijen, de iconische rode lippenbank, sculpturen, tekeningen, schetsen en een Luis Buñuel film. Ik herinner me nog heel veel van deze tentoonstelling en de locatie. De weken daarna kocht ik een betaalbaar boek ‘Dali Dali Dali’want ik had een krap studenten-budget. Dat boek ligt nu naast me.
Ik kijk opnieuw naar het schilderij. Het boek is onderverdeeld in diverse hoofdstukken. ‘Dali op zesjarige leeftijd …’ heeft een plekje gekregen in het hoofdstuk ‘Stilleven’. In het hele oeuvre is dit inderdaad een heel rustig beeld. Ik citeer: ‘De doodse verkilling van het stilleven is een manier om de natuur te corrigeren’. Dit schilderij had ook in de hoofdstukken ‘Landschap’, ‘Ruimte – Tijd’ of ‘Zelfportret’ kunnen staan, vind ik
Een dromerig, fantasievol beeld. Een kind is op zoek naar haar (zijn) hond op een verlaten, zonnig strand. Er staat nauwelijks wind, een lichte rimpeling in het water. En ja, daar is de hond! Niet onder een tafel maar onder het zeeoppervlak. De zee als tafellaken. Is het je opgevallen dat het kind zweeft? Ze is helemaal los van haar schaduw. Net zoals een kleine rots linksvoor op het schilderij maar dan heet het niet zweven maar drijven. Dus niet enkel een dromerig beeld maar duidelijk de verbeelding van een droom. Hoofdzakelijk zachte kleuren, een fijne droom. Zeker geen nachtmerrie. De lange titel doet vermoeden dat Dalí persé wilde dat hij het middelpunt van je aandacht is. Ik had ‘zeeschaduw’ ook wel een mooie titel gevonden.
Als je wat verder gaat fantaseren dan kun je zeggen dat de jonge Dalí al geïnteresseerd was aan dat wat zich ophoudt onder het oppervlak. Hij probeert het onzichtbare zichtbaar te maken. Hij deelt zijn fantasie met de kijker. ‘Ik ben naakt en onschuldig en licht enkel een tipje van de sluier op …’ Je zou het een definitie van kunst kunnen noemen.
Jarenlang hing er een reproductie van ‘Paar met het hoofd vol wolken’ bij ons thuis. Misschien wel als symbool van ons tweeën, maar vooral als herinnering aan die tentoonstelling. Tot zover. Natuurlijk valt er heel veel meer te vertellen over Dalí en zijn krankzinnige oeuvre maar dat is niet de opzet van deze stukjes. En ik moet bekennen dat ik 42 jaar na het bezoek aan die tentoonstelling in Parijs niet meer zo euforisch reageer op zijn werken.
Ik zag vanochtend op FB een foto van het oude 250 gulden briefje. Mijn favoriete briefje, zo mooi van kleur maar ook omdat er een vuurtoren opstaat. Voor de jonkies en de Vlamingen die hier meelezen, voeg ik onderstaande foto toe zodat ze begrijpen waar ik het over heb.
Wij verzamelden al sinds het eind van de 80’er jaren vuurtorens. Of beter gezegd: vuurtorentjes. Ze moesten op onze wc passen, dat was een voorwaarde. En mijn moeder – meneer-oma-de-mama – mocht dat niet weten. We waren bang dat we anders nooit meer iets anders zouden krijgen dan vuurtorens. Hahaha, de schat (zaliger). Dus geen al te grote objecten. Een paar tekeningen en foto’s. Een paar vuurtorens met daaronder klingeling-klingeling ijzeren staafjes hingen aan een buis van de waterleiding. Peper en zout stelletjes, botermesjes, wierookhouders, enzovoort. We twijfelden lang of het 250 gulden biljet daar ook een plekje moest krijgen want we herinnerde ons te goed dat ergens in 1987 (of 1988) een melkfles werd gejat in Wyns.
Ik fantaseer nu flink wat opgetrokken wenkbrauwen bij mijn lezers. Een gestolen melkfles? Ik zal het zo vertellen maar eerst nog een foto.
Rijksdaalder, een knaak, 2,5 gulden
We hadden zo ons eigen spaarsysteem. In de boekenkast (in Wyns) stond een omgespoelde melkfles. Beter gezegd … een omgespoelde karnemelkfles. Zo’n fles had een veel bredere opening. Elke rijksdaalder die we kregen deponeerden we in die fles. De afspraak was dat we nooit specifiek rijksdaalders vroegen als we wisselgeld verwachtten. Maar als we ze kregen … bingo. Voor de melkfles in de boekenkast. We beloofden elkaar dat we dat ‘spaarpotje’ pas zouden aanspreken als er geen munt meer bij kon.
Ruim een jaar later (misschien waren het wel twee jaar) was de fles goed gevuld maar nog niet vol. Ik was wel benieuwd naar het bedrag van een volle fles. Ik ging tellen en kwam uit op ongeveer 800 gulden. Een volle fles zou dus ruim 1000 gulden opleveren. Er kwam een nieuwe Griekenland-vakantie aan. Jammer genoeg was de fles nog niet helemaal vol dus de fles bleef thuis in de boekenkast staan. We waren bijna zes weken de Griekse en Joegoslavische hort op. Onze huisgenoten waren soms thuis en soms niet.
Na de vakantie zaten er al weer gauw een paar knaken in de portemonnee. Dumpen in de fles was nog steeds het devies. Waar is de fles? Ik kon de fles niet vinden. Een paar keer eerder hadden we fles achter de boeken gezet in plaats van vóór de boeken. Hadden we dat nu ook gedaan? Ik kon het me niet herinneren. Op onze traditionele zondagavond-babbel (na Studio Sport en Keek op de Week) vroegen we onze huisgenoten R & R of zij iets wisten van onze melkfles. Nee, ze wisten van niets. De enige conclusie die we konden trekken was: gestolen. Maar wanneer en door wie? We hebben (hadden) geen flauw idee. Ik reed naar Burgum om aangifte te doen bij de politie. Geen inbraak maar wel insluiping door een onbekende.
Een half jaar later lopen twee agenten ons erf op …
Morgen of overmorgen … deel 2 van de gestolen melkfles.
Opnieuw een gouden medaille voor Ranomi Kromowidjojo.
Ik ben de tel kwijt hoe vaak deze Nederlandse zwemster op het hoogste schavotje stond bij internationale zwemwedstrijden. Olympische Spelen. EK en WK langebaan en korte baan. Wat een kanjer en doorbijter. Ik weet dat ik lang geleden een logje over haar schreef. Ik ging op zoek op dit weblog maar kan het niet vinden. Dat moet dus in de web-streepje-log periode zijn geweest. Die stukjes zijn verloren gegaan. Maar daar gaat het nu niet over.
In dat logje schreef ik iets over de toen nog jonge zwemster. Nee, vooral iets over haar naam. Ranomi Kromowidjojo. Ik vond het eerst een tongbreker maar wel eentje met poëzie. Ik proefde de letters in mijn mond. Ik liep naar de badkamer en voor de spiegel zei ik langzaam – goed articulerend- haar naam driemaal. Ranomi Kromowidjojo. Je moet het zelf maar eens proberen … ra-no-mi- kro-mo-wid-jo-jo. Een schitterend voorbeeld van mond-gymnastiek. Mocht ik ooit nog een dochtertje krijgen – wat ik overigens niet denk dat dat zal gebeuren – dan zal ik de voornaam Ranomi zeker overwegen.
Vrouwelijke zwemsters en turnsters van wereldniveau zijn in mijn (beperkte) herinnering jong. Pak ‘m beet … tussen de vijftien en maximaal vijfentwintig jaar. Een zwemster die vier Olympische Spelen na elkaar aan de start staat – met kans op een (gouden) medaille – is volgens mij uiterst zeldzaam. Ranomi is buitencategorie. Na 2008 – 2012 – 2016 dan nu naar Tokio 2021. Ik weet niet waar ik zal zijn op dag dat zij naar het startblok zal lopen. Opnieuw een olympische finale. (Cross fingers) Ik hoop ergens waar ik televisie kan kijken. En ik beloof dat ik na haar overwinning(en) naar de spiegel zal lopen en opnieuw driemaal … ra-no-mi- kro-mo-wid-jo-jo zal zeggen.
Ik hou van sport dat schrijf ik vaak. Maar zwemmen en atletiek volg ik niet op de voet. Niet dagelijks of wekelijks. Maar als de grote toernooien eraan komen verhoogt de interesse vanzelf. Maar roem is zo vergankelijk. In mijn zoektocht naar het logje over Kromowidjojo stuitte ik op ‘Een dag in Londen’ – zondag 5 augustus 2012. Bijna negen jaar geleden. In dat stukje noteer ik heel wat namen van kersverse olympische kampioenen. En weet je wat zo frappant is? Ik herken nauwelijks een naam. Ja, Usain Bolt, Andy Murray, Dorian van Rijsselberghe en natuurlijk … je raadt het al: Ranomi Kromowidjojo.
Wil je nog meer weten over het recente EK-langebaan zwemmen in Boedapest? Klik dan HIER (met interview) of HIER (met de EK-wedstijd 50 meter vrije slag met Nederlands commentaar).
Mijn hele kindertijd was de (onze) poppenkast een belangrijk tijdverdrijf. We hadden een eigen poppenkast. Een stevig houten kist met gordijntjes. Ik denk dat we een stuk of zes, hooguit tien poppen hadden. De gangbare commerciële poppen. Jan Klaassen, Katrien, de champetter, een prinses, de koning, een grootmoeder, een boef, de duivel, een draak of krokodil. Poppen met een buigzame plastic kop, een stoffen kleed en twee armpjes / handjes. Je wijsvinger ging in de kop, je middenvinger en je duim gingen in de armpjes/handjes. Alleen de draak had geen handjes maar met dezelfde drie vingers kon je zijn bek open en dicht doen.
Bron: Catawiki.be
Ik heb de foto van het internet geplukt. Het lijkt een beetje op de poppen die wij hadden. Mijn broertje (onze Bart) was twee jaar jonger maar we hebben – zeker in de koudere periodes – heel veel samen gespeeld. We speelden met de coureurekes, met onze Märklin-treinen, met lego, meccano of met de poppenkast. We mochten de typemachine van mijn moeder gebruiken om onze scenario’s uit te werken. (*) We verzonnen zelf verhaaltjes die geïnspireerd waren op voorstellingen die we hadden gezien of boeken die we hadden gelezen. Ook de korte strips uit Ons Volkske en de Kapoentjes zetten wij om in poppenkast-dramatiek.
We oefenden veel, we waren best goed in de traditionele poppenkast-dynamiek. De boef die verschijnt en een zak vol gestolen spul meezeult. Natuurlijk vraagt hij het publiek om hem niet te verraden. Hij verstopt zich. Natuurlijk komt dan de champetter of Jan Klaassen, ze zijn op zoek naar de boef. “Hebben jullie de dief gezien?” Het publiek antwoordt – roept – uiteraard ja of nee. Dan volgt de vraag: “Links of rechts?” Natuurlijk begrijpt de champetter het verkeerd. De dief komt weer even terug en doet “sshttt” en verstopt zich weer. Een flinke achtervolging. De champetter en Jan Klaassen botsen op elkaar. Tenslotte worden er flink wat kopstoten uitgedeeld en wordt de boef gevangen.
Je kunt je waarschijnlijk wel voorstellen hoe dat ging. Bij aanvang lagen alle rekwisieten en poppen keurig klaar maar na een paar keer wisselen werd het al gauw een rommeltje achter de poppenkast. We schilderden ook vlijtig onze decors. Een bos. Een kasteel in de verte. Een kamer met een open haard. Een dorpsplein. Onze poppenkast had vier lampen. Twee witte, een rode en een groene. Vooral de rode lamp was spectaculair want met de aan-en-uit-schakelaar hebben we veel onweren veroorzaakt. Ook de opkomst van de Duivel werd ondersteunt door lichtflitsen en hard geklop tegen de binnenkant van de poppenkast. Uiteraard met de kop van de Duivel tegen de houten binnenkant. Poor Devil.
Hoogtepunt van het jaar was het jaarlijks bezoek van Pats Poppenspel aan ons dorp.
Pats Poppenspel met de daaraan verbonden kleurwedstrijd.
Ik vond het geweldig. Ik deed mijn best op de kleurplaat. Ik herinner me niet dat ik ooit won in tegenstelling tot de kleurwedstrijden van De Witte Mus – de plaatselijke ornithologische vereniging maar dat is een ander verhaal.
In mijn fantasie was het Nonkel Bob die de voorstellingen aan elkaar praatte (of was het echt zo?) en natuurlijk zelf in de poppenkast dook. “Vrolijke, vrolijke vrie-ienden, vrolijke vrienden dat zijn wij …” Of het echt Bob Davidse was weet ik niet. Het jaarlijkse verhaal was een Suske en Wiske avontuur maar ook Mon en Tuur van de Melkbrigade gaven acte de presence. “Milleke Melleke Mol, karwitsel, karditsel, kardol.”
De volgende weken speelden wij varianten van hetzelfde verhaal. Ons huis was volledig onderkelderd. Achteraan de patattenkelder, in het midden de ‘chaufache’ (de verwarmingsketel) en vooraan de grootse ruimte. Opslag en speelkelder. Dus ook de plaats van onze poppenkast. Bij de deur was de kassa, 1 frank per persoon. Toeschouwers waren mijn ouders en buurtkinderen. Een mooie herinnering. Jaren later maakten we een ‘grote’ poppenkast. Een houten frame dat we konden open en dicht klappen. Groene zijgordijnen. In die poppenkast konden we staan want we waren uit de oude kast gegroeid. Van deze poppenkast heb ik nog een foto, van de oude kast niet. Spijtig.
Toen leerde ik de familie Peeters kennen en zag plots poppenkast van een heel ander niveau. Bart tekende en schilderde de decors. Zij (Bart, Stijn en Kaatje) maakten zelf hun poppen. Papier maché. Mama Suuz was een innemende verteller. Interactie tussen een verteller buiten de kast en de figuren in de kast. De (theater) wereld ging steeds een beetje meer open. Dit kind (ik dus) speelde poppenkast op ‘provinciaal niveau’ en nu mocht ik meekijken – ook achter de schermen – van een team in de ‘pro league’. Heerlijk.
Nog steeds kan ik betoverd worden door de magie van het poppentheater. Van een eenvoudige handpop tot de professionele gezelschappen als Studio Peer (Fred Delfgauw) en FroeFroe (ook Boechoutse wortels).
(*) Deze typemachine is nu in bezit en gebruik door mijn zoon. Hij heeft natuurlijk ook een laptop maar zijn intieme schrijfsels en brieven worden nog steeds op dezelfde manier getypt als zijn oma zeventig jaar geleden deed.
De mevrouw die ik als kind Tante Doortje noemde, was geen echte tante van me maar de vrouw die een camping uitbaatte op Hoorn (Terschelling) – recht tegenover ‘Stilma’ (later een Spar-winkel). De camping vlakbij de watertoren – aan de rand van het bos van Hoorn.
Tante Doortje – respectievelijk de weduwe Doeksen en Camping Tante Doortje. Ik heb waarschijnlijk honderden keren ‘Bij Tante Doortje’ geantwoord op de vraag waar wij kampeerden tijdens onze vakanties. De eerste keer was in de zomer 1967. Bijna zes weken stond onze bruine bungalowtent op het kleine veldje. Het begin van een heel lange traditie. Zes weken werden twee maanden. Ik heb er al veel vaker over geschreven. De camping heet nu ‘Camping Dennedune’. In opzet nog bijna hetzelfde als vijftig jaar geleden. Alleen is het nu de kleinzoon van Tante Doortje die de camping runt.
In dit logje wil ik het niet over de camping hebben maar over het bezoek van Tante Doortje bij ons thuis in Boechout (België). Dat was volgens mij een grote belevenis voor alle betrokkenen. Wij gingen elk jaar naar haar. Nu kwam zij naar ons. Volgens mij was het best bijzonder dat zij naar ‘de wal’ ging. En dan ook nog helemaal naar het buitenland. Een hele onderneming. Op bezoek bij ‘Schyvens’, bij de Belgen van het kleine veldje. Ik denk niet dat zij veel andere, vaste kampeergasten heeft opgezocht in bijvoorbeeld Krommenie, Groningen, Sneek, Franeker of Amersfoort. Zij kwam niet alleen maar met het gezin van haar dochter (dochter, schoonzoon en drie kleinzonen). De jongens waren van onze leeftijd. We kenden ze van onze vakanties.
Tante Doortje en haar familie op bezoek in Boechout (België)
Op de achterste rij van links naar rechts: Tante Doortje (weduwe Doeksens), mijn moeder (Lutgart) en mijn vader (Frans). Op de voorste rij van links naar rechts: de twee jongste kleinzonen. Ik denk dat Richard de jongste is. De naam van zijn broer ben ik vergeten. Dan sta ik in het rijtje met een zware boekentas. Mijn jongere broer Bart heeft onze kat ‘Poesie’ in zijn armen. Naast hem Henk en dan zijn moeder – Annie, dochter van Tante Doortje. De foto’s zijn gemaakt door meneer van der Veen, schoonzoon van Tante Doortje, politiefotograaf van de gemeentepolitie Leeuwarden. Ik heb hem jaren later nog een keer ontmoet in Ljouwert – hij was toen in functie als politieagent. Net geen bekeuring, wel een waarschuwing. Hij herkende me direct en was verbaasd dat ik in zijn stad studeerde.
Ik herinner me dat het bezoek van Tante Doortje in de tweede helft van oktober was. Ik denk 1968 of 1969. Herfstvakantie in Nederland (*) maar wij moesten nog naar school tot Allerheiligen. Tante Doortje, haar dochter en schoonzoon logeerden in een nabijgelegen hotel. De jongens sliepen bij ons. Wij aten altijd samen. Overdag werden er uitstappen gemaakt. Naar Lier (begijnhof, Zimmertoren, een wandeling langs de Nete) en naar Antwerpen (het Steen, de Grote Markt, de kathedraal, de Groenplaats). Mijn vader speelde (een beetje) voor gids.
Tante Doortje op de Groenplaats (Antwerpen) tussen de duiven.
Op de achtergrond de kathedraal van Antwerpen.
Tante Doortje op bezoek in België
Of deze derde foto in Antwerpen of in Lier is gemaakt weet ik niet. Als ik Henk zo naar boven zie kijken dan kijkt hij waarschijnlijk naar de Onze Lieve Vrouwe kathedraal of naar de Boerentoren. Allebei in Antwerpen.
Deze drie foto’s vond ik vorig jaar in een kartonnen doos die jarenlang bij mijn moeder in een kast stond. Prachtige foto’s van een ‘wereldberoemde vrouw’ op Hoorn (Terschelling). Een begrip. Hoeveel badgasten zouden er bij haar gekampeerd hebben? Op het kleine veld of op het grote veld. In het bakkershuisje, in de grote schuur of in de appartementen achter haar woonhuis. Vele honderden of duizenden. Ik denk dat mijn ouders tot 1986 een deel van hun zomervakantie doorbrachten bij Tante Doortje.
(*) Wij kregen elk jaar in de Nederlandse herfstvakantie bezoek. Tante Doortje en haar familie. Tante Joke en Ome Geert en hun jongens (uit Groningen). Meneer en mevrouw Nauta (uit Amersfoort). Waarom ik dat nog zo goed weet? Omdat ik altijd verjaarde tijdens die bezoeken. En wat ik ook nog weet: al deze gasten aten nooit dubbele boterhammen (hún boterhammen zijn veel dikker gesneden) en ze aten een zacht gekookt ei zonder brood. Gewoon als een lekkernij. Raar vond ik dat … raar.
Sinds enkele weken werk ik met de nieuwe editor van WordPress. Niet dat ik zat te wachten op deze zogenaamde upgrade, het werd me min of meer digitaal door de strot geduwd. Werken met ‘blokken’. Ik ga me er niet in verdiepen maar me er ook niet tegen verzetten. Ik zie wel wat ik ervan oppik. Een eerste ontdekking is het toevoegen van een diashow. Een verouderd fenomeen in een digitaal jasje. Volgers van mijn leeftijd hebben waarschijnlijk ook heel wat middagen en/of avonden hun broek versleten tijdens de diashows van hun ouders. De buren werden uitgenodigd. De collega’s. Nonkels en tantes. Ze zouden en moesten allemaal de 999 dia’s zien van onze vakantiereis naar Torrox (1964) en wij moesten elke keer meekijken. Na een paar keer waren we het beu en gingen we een beetje ‘zieken’. Tijdens het klaarzetten van het diascherm, de projectietafel en de diaprojector (bovenop het telefoonboek) draaiden we vliegensvlug – in enkele dialaders – een aantal dia’s ondersteboven. Mijn vader raakte dan van zijn apropos, snapte er niets van en raakte de draad van zijn verhaal kwijt. “Papa, je vergat te vertellen dat wij de eerste bezoekers ooit waren op die camping en dat we gratis paella mochten eten.” O ja … nog 731 dia’s te gaan.
Goed, terug naar het heden. Ik heb in mijn logjes over Amor en Psyche een paar keer de optie ‘diashow’ gebruikt. De lezer moet dan zelf op de pijlen links of rechts drukken voor de volgende foto. Of op de smartphone met de vinger links of rechts (boven naar beneden) vegen. Scrollen dus. Ben je nog mee?
Ik ga hieronder – bij wijze van oefening – een diashow toevoegen van mijn Top 25 boeken zoals ik die heb vermeld op Hebban. Van 25 naar 1. Veel kijkplezier. Veel leesplezier.
25
24
23
22
21
20
19
18
17
16
15
14
13
12
11
10
9
8
7
6
5
4
3
2
1
Bij deze heb ik de optie ‘diashow’ voldoende uitgeprobeerd. Misschien wel een beetje teveel van het goede. Het is niet anders. Hebben jullie alle vijfentwintig de voorkantjes bekeken? Knap !!! Toch nog een laatste opmerking – niet over de nieuwe editor maar over mijn lijstje van 25 mooiste (beste) boeken. Deze lijst is doordrenkt van nostalgie. Heel wat van deze boeken heb ik lang geleden gelezen. Als ik ze NU zou herlezen weet ik niet welke boeken de tand des tijds hebben doorstaan. Ik heb er een paar klaar staan op mijn e-reader. Ik durf er nog niet aan beginnen. Maar wie weet binnenkort wel …
Dat ik nieuws over Mozambique wat meer volg dan het nieuws over bijvoorbeeld Costa Rica, Cambodja of Litouwen mag algemeen bekend zijn. Ik kijk af en toe naar het TVM – 8 uurjournaal en ik lees regelmatig ‘Club of Mozambique’ (engelstalige internet-krant). Ik heb al eerder verteld dat er in het uiterste noord-westen van het land regelmatig jihadistische terreuraanslagen worden gepleegd. Afschuwelijk. Verschrikkelijk. Het gaat van kwaad naar erger.
Muurschildering met Mozambikaanse vlag – Pixabay
Gisteren melden het NOS-journaal en RTL-Nieuws over nieuwe aanslagen en onthoofdingen in die regio. Ja, je leest er zo overheen maar ik schreef echt wel … onthoofdingen. Ik plaatste een paar links op mijn Facebook-pagina. Dat doe ik ook hier op mijn blog. Zie hieronder. Weet ik dan meer dan wat ik lees in de pers? Het antwoord is NEE. In feite lees ik er meer over op internet dan dat ik iets verneem via de plaatselijke pers. Wordt het onder de pet gehouden? Ik denk dat het antwoord is … ja en nee. Wat er precies gebeurd is, wordt hooguit in grote lijnen vermeld. Het regeringsleger en ingehuurde milities uit Rusland en Zuid-Afrika falen. Dat mag duidelijk zijn. Dus de overheid staat niet te springen om hier veel ruchtbaarheid aan te geven. En dan druk ik me heel voorzichtig uit.
De regio – grenzend aan Tanzania – is arm. Een enorme (jeugd)werkloosheid. Voor de kust is tien jaar geleden een enorme gasbel gevonden. Dan zou je denken dat er meer werkgelegenheid zal komen. Dat valt vies tegen. Ik lees dat het hooguit 6500 banen zal opleveren en dat het geld verdwijnt (zal verdwijnen) in de zakken van de (politieke) machthebbers in het zuiden (1) is geen rare veronderstelling. Grote sociale ontevredenheid, dat mag duidelijk zijn. Werkloze jongeren zijn gemakkelijk te ronselen voor verzet zeker als er geen enkel vooruitzicht is op een betere toekomst. Maar dat verzet tegen ongelijkheid uitmondt in religieus geïnspireerd terrorisme is hemeltergend afschuwelijk. Ik heb niet genoeg woorden om dit ten alle tijden te veroordelen.
Is dit een ver van mijn bed item? Zoals je hieronder kunt lezen is dat letterlijk (in kilometers) ver van mijn bed. Natuurlijk is dit vreselijk nieuws. Naast de ingestorte toeristen-industrie (covid-19), de natuurrampen van vorig jaar is dit natuurlijk rampzalig voor het land van mijn vrouw (en veel vrienden en familie). Het dag-dagelijkse leven in Djonasse is er nog niet door beïnvloed. Maar hoe lang zal ik dat nog kunnen zeggen? Een vraag die ik mezelf stel op de dag dat het 102 jaar geleden is dat er een einde kwam aan de Grote Oorlog. ‘Nooit meer oorlog – Plus jamais de guerre – Nie wieder Krieg – No more war’ (2) Laat ik het er ook nog bijschrijven in het Portugees en het Swahili (de taal die in de getroffen regio wordt gesproken). Nunca guerra novamente – Kamwe vita tena.
(1) De hoofdstad Maputo ligt hemelsbreed ruim 2000 kilometer zuidelijker. Via de weg is de afstand tussen Palma en Maputo ongeveer 2.750 kilometer. Dat is min of meer te vergelijken met de afstand Utrecht – Athene (2.823 km) Leeuwarden – Faro (2.540 km) of Brussel – Sint-Petersburg (2.480 km).
(2) Op de IJzertoren in Diksmuide (herdenkingsmonument Grote Oorlog in de Westhoek) staat deze wens in vier talen.