Ik droom veel. Met grote regelmaat kan ik ’s morgens mijn droom navertellen. Ik moet daar niet te lang mee wachten want anders is hij verdwenen. In zoverre ik me kan herinneren ben ik zelf altijd aanwezig in mijn droom. Ben IK (Koen) degene die de hoofdrol speelt. IK ben het die dingen meemaakt. Ik schrijf met opzet IK met hoofdletters. Gisteren droomde ik anders. Ik (Koen) ben niet de IK in mijn droom. IK ben Ella Fitzgerald. Bizar.
Mijn droom. Waar ik dus IK schrijf moet je je Ella Fitzgerald op oudere leeftijd voorstellen.
Ik wacht in de coulissen op mijn beurt. Een oud theater, rode pluche, veel hout, barokke balkons, wat ze in de volksmond een ‘bonbonnière’ noemen. Een beetje zoals de oude Bourla ten tijde van de KNS maar dan kleiner. Ik doe mee aan de voorrondes van een talentenjacht voor ouderen. Mensen backstage wensen we geluk. Ik weet dat de zaal maar half vol zit met publiek want de juryleden en de camera’s nemen vooraan – dicht bij het podium – veel plaats in.
Ik steun op mijn stok die ik de laatste tijd vaker nodig heb. Als ik op ga neemt een toneelmeester de stok van me over. Ik loop het toneel op, het volle licht in op zoek naar het krukje of kratje dat ze hebben beloofd.
Ik zie het niet en ga dus op de grond zitten. Ik voel dat dit weinig elegant overkomt. En ook de decorstukken van een haven of een boot zie ik niet. En voor ik het besef hoor ik in de verte dat de muziekband al is opgestart. Ik probeer mee te zingen maar hoor mezelf nauwelijks. Ik loop achter op de muziek.
“Here we all work ‘long the Mississippi
Here we all work while the white folk play
Pulling’ them boats from the dawn till sunset …
Show me that stream called the River Jordan
That’s the old stream that I long to cross
Old Man River, that Old Man River.”
Veertig seconden later klinkt een luide zoemer en een rood zwaailicht verblind me.
“Dank u. Volgende” hoor ik iemand over de geluidsinstallatie zeggen. Ik sta op en loop ongemakkelijk en geschokt naar het zijtoneel. De toneelmeester is niet te vinden, mijn wandelstok gelukkig wel. Ik adem en word nu pas boos. Ik loop het toneel weer op en zoek onmiddellijk de confrontatie. “Waar is jullie fatsoen? Waar is jullie respect? Er is me een kruk beloofd en een eenvoudig toneelbeeld. Niets. Deze oude vrouw moet maar op haar billen gaan zitten op de toneelvloer. Er staat geen enkele box en monitor op het toneel. Ik hoor nauwelijks iets. De muziek wordt ingestart zonder enig teken. En zo laten jullie mij – Ella Fitzgerald – auditie doen met een lied dat totaal niet bij mijn stemsoort past.” Ik protesteer hartstochtelijk. De juryvoorzitter stamelt een miezerig excuus en vraagt via zijn microfoon of het waar is dat er geen monitor op het toneel staat. Dat wordt bevestigd.
Dan zegt hij dat ik een nieuwe kans krijg. Of ik terug naar de coulissen wil gaan, opnieuw wil opkomen en … met alle minachting die ik in me heb bedank ik voor de eer en loop weg.
En Koen wordt wakker. De melodie uit Showboat zit nog in mijn hoofd. Met verbazing herinner ik me haast elke stap die IK (Ella) heb gemaakt. Ik (Koen) voel de boosheid om het onrecht dat me (Ella) is aangedaan daadwerkelijk in mijn lijf.
Bizar. Ik vertel mijn droom aan Isabel. Zij droomt nooit zegt ze. Of toch heel zelden. Ik denk wat na over mijn dromen. Meestal kan ik het wel duiden. Dit keer niet. En dan ook nog eens dat ik de droom (nachtmerrie) van een ander droom. Bizar.