Opnieuw een gouden medaille voor Ranomi Kromowidjojo.
Ik ben de tel kwijt hoe vaak deze Nederlandse zwemster op het hoogste schavotje stond bij internationale zwemwedstrijden. Olympische Spelen. EK en WK langebaan en korte baan. Wat een kanjer en doorbijter. Ik weet dat ik lang geleden een logje over haar schreef. Ik ging op zoek op dit weblog maar kan het niet vinden. Dat moet dus in de web-streepje-log periode zijn geweest. Die stukjes zijn verloren gegaan. Maar daar gaat het nu niet over.
In dat logje schreef ik iets over de toen nog jonge zwemster. Nee, vooral iets over haar naam. Ranomi Kromowidjojo. Ik vond het eerst een tongbreker maar wel eentje met poëzie. Ik proefde de letters in mijn mond. Ik liep naar de badkamer en voor de spiegel zei ik langzaam – goed articulerend- haar naam driemaal. Ranomi Kromowidjojo. Je moet het zelf maar eens proberen … ra-no-mi- kro-mo-wid-jo-jo. Een schitterend voorbeeld van mond-gymnastiek. Mocht ik ooit nog een dochtertje krijgen – wat ik overigens niet denk dat dat zal gebeuren – dan zal ik de voornaam Ranomi zeker overwegen.
Vrouwelijke zwemsters en turnsters van wereldniveau zijn in mijn (beperkte) herinnering jong. Pak ‘m beet … tussen de vijftien en maximaal vijfentwintig jaar. Een zwemster die vier Olympische Spelen na elkaar aan de start staat – met kans op een (gouden) medaille – is volgens mij uiterst zeldzaam. Ranomi is buitencategorie. Na 2008 – 2012 – 2016 dan nu naar Tokio 2021. Ik weet niet waar ik zal zijn op dag dat zij naar het startblok zal lopen. Opnieuw een olympische finale. (Cross fingers) Ik hoop ergens waar ik televisie kan kijken. En ik beloof dat ik na haar overwinning(en) naar de spiegel zal lopen en opnieuw driemaal … ra-no-mi- kro-mo-wid-jo-jo zal zeggen.
Ik hou van sport dat schrijf ik vaak. Maar zwemmen en atletiek volg ik niet op de voet. Niet dagelijks of wekelijks. Maar als de grote toernooien eraan komen verhoogt de interesse vanzelf. Maar roem is zo vergankelijk. In mijn zoektocht naar het logje over Kromowidjojo stuitte ik op ‘Een dag in Londen’ – zondag 5 augustus 2012. Bijna negen jaar geleden. In dat stukje noteer ik heel wat namen van kersverse olympische kampioenen. En weet je wat zo frappant is? Ik herken nauwelijks een naam. Ja, Usain Bolt, Andy Murray, Dorian van Rijsselberghe en natuurlijk … je raadt het al: Ranomi Kromowidjojo.
Wil je nog meer weten over het recente EK-langebaan zwemmen in Boedapest? Klik dan HIER (met interview) of HIER (met de EK-wedstijd 50 meter vrije slag met Nederlands commentaar).
Zoals ik gisteren al schreef is ‘carrière’ een woord dat eigenlijk niet past bij mijn bescheiden sportieve leven. Ik ga toch een paar sportieve activiteiten vermelden.
Tennis
Ine (mijn eerste vrouw) kwam uit een tennisfamilie. Haar vader speelde behoorlijk goed tennis en zijn kinderen gingen als vanzelfsprekend ook op tennis. In begin zestiger jaren was dat meer een sport voor de elite maar daar had mijn schoonvader lak aan. Ine speelde competitie en kon niet tegen haar verlies met kapotslaan van rackets en gevloek als een Mc Enroe avant la lettre. Vooral de verplichte handdruk met de tegenstander na verlies viel haar zwaar. Aldus de familieverhalen. Ik had nog nooit getennist maar ik probeerde het tijdens familie-weekendjes. Mijn schoonvader moedigde me aan. Ik had niet echt aanleg maar wel veel plezier en toonde veel inzet. Het resulteerde in een lidmaatschap bij een tennisvereniging bij ons in de buurt (Bergen op Zoom). Recreatief spelen tegen elkaar op vrijdagochtend – onze gezamenlijke vrije dag. En een paar keer per jaar bardienst draaien. Goed voor de sociale contacten. We waren elkaars gelijke. Ine dankzij haar techniek, ik dankzij fanatieke inzet. Lopen naar het net en niet opgeven. En soms onderhands opslaan zoals Michael Chang ooit deed. Laten we zeggen dat ik 45% van de setjes won en Ine 55%. Ze kan het niet tegenspreken. Snik.
Atletiek
Ik schreef er gisteren al over. Ik herinner me een grote club-wedstrijd op de paardenrenbaan van Oostende. Ik denk dat ik in (met) een estafette-team liep. En ik ging een paar keer naar meetings – zoals dat heette. Vier of vijf atletiekverenigingen uit de provincie Antwerpen die elkaar bestreden met de meeste atletiek-disciplines. Veel onderdelen met telkens één deelnemer per club. Je kon dus punten voor je team winnen. Ik werd (meestal) ingezet voor de 400 meter. Dat lijkt een korte afstand maar het is verdomde lang. Of zeg je ver? Ik startte altijd te snel. Lag in een mooie positie na de eerste bocht – op een 400-meter-baan – maar de tweede bocht was meestal mijn Waterloo. Ik sukkelde naar de finish. Ik herinner me geen tijden maar het was nooit onder de minuut. Snik.
Zwemmen
Ook dit vermelde ik al eerder. Ik kon zwemmen maar om naar een wedstrijd te gaan was nooit mijn intentie. Toch werd ik door het schoolteam gevraagd om mee te gaan. Provinciale schoolkampioenschappen. Ik weet niet meer in welke maand maar het water was IJSKOUD. Een openluchtzwembad. Het was een broeder die ons meenam in zijn auto. Ik zat op een katholieke broederschool. Hij was het schapenvet vergeten – zo herinner ik het me. De meeste jongens – onze tegenstanders – smeerden zich in van kop tot teen. Ik deed stoer en zei dat ik goed tegen kou kon. Het was koud, heel koud. Ik denk dat mijn piemeltje nog nooit zo verschrompeld in mijn zwembroekje heeft gezeten. Snik. En vijftig meter is best ver. Heen en weer in een 25-meter-bad. Ergens in de Kempen … in Herentals, Zandhoven of Geel … daar ergens. Eens en nooit weer.
Badminton
Leeuwarden, ergens in de 80’er jaren. John – studiegenoot en vriend – vroeg of ik zin had om te badmintonnen. Ik kende het enkel als een vakantie-activiteit. Met een vriendenclubje huurden we een baan in het plaatselijke sportcentrum. Ik geloof van 21.30 tot 22.30. Dat was het goedkoopste uur. Een hele winter lang. Ik vond het leuk maar ik had bij aanvang van onze badminton-avondjes me zwaar vergist in de explosiviteit van het speeltje cq sport. Eén winterseizoen was genoeg.
Kayakken
Ook dit hoort bij vakantie. In de Dordogne. In (op) de Tarn. In Letland. In Friesland. Nooit als een wedstrijd, altijd recreatief. Soms alleen. Meestal met Ine en de kinderen. Heel prettig om te doen en schitterend om het land vanaf het water te zien.
Fietsen
Als ik de titel ‘wielrennen’ gebruik, zou ik jullie misleiden. Fietsen dus. Ik kocht een racefiets toen we in Wyns woonden. Ik herinner me individuele tochtjes. Wyns – Ruinerwold. Wyns – Stavoren. Wyns – Harlingen. En op de fiets naar Leeuwarden. Lange tochten in Les Landes. Hoogtepunt was een vakantie waarop de racefiets meeging. Hoogtepunt: Laruns – Col d’ Aubisque (en terug uiteraard) in de Pyreneeën. Ook ritjes in het achterland van Barcelona. Mijn fiets werd gestolen in Leeuwarden. Einde grote tochten. Vanuit Bergen op Zoom werd het eerder recreatief fietsen. Met Jules naar Boechout. In vijf dagen van Vlissingen naar Maastricht – ook met Jules. Van Bergen op Zoom naar Koksijde (in mijn eentje) en een schitterende tocht (met Jules) op huurfietsen in de buurt van Meyrueis. Cevennen. Ik had net daarvoor De Renner van Tim Krabbé gelezen. Met vriendjes speelden we soms de Ronde Frankrijk na. Parcours: Welvaartstraat – Fruithoflaan – Acacialaan – Sint-Gabriëlstraat – Welvaartstraat. Tien rondjes – ik won vaak. Ik was meestal de enige deelnemer maar Roger de Vlaeminck, Eddie Merckx, Ferdinand Bracke en Felice Gimondi reden in gedachte met me mee.
Schaatsen
Ik verhuisde in 1979 (voor de eerste keer) naar Leeuwarden. In 1985 woonden we in Wyns aan de Dokkumer Ee – vlakbij Bartlehiem. Ik schreef er al eerder over. Het werd een strenge winter. Iedereen stond op het ijs. Een buurman – Jan Kwast – gaf me een paar ‘houtjes’. Ik bond de schaatsen onder en een week later voltooide ik mijn eerste toertocht. Dertig kilometer – de Kleine Wielen Toertocht. Het café in Wyns was één van de stempelposten. Geen wedstrijd maar een toertocht – met eenmedaille als beloning.
Ook de daarop volgende twee winters – ik had ondertussen lage noren – werd er veel geschaatst. Ik voltooide de Elfstedentocht in drie of vier etappes. Op en neer naar Dokkum vanuit Wyns vond ik saai. In Harlingen heb ik veel moeten lopen. Het ijs was daar onbetrouwbaar. Bij heel wat bruggen bracht ik het ‘klunen’ in de praktijk. Zeventig kilometer (wind mee) was de max – daarna gingen mijn enkels zwikken. Op en neer schaatsen naar het werk in Leeuwarden. Een genot. Later heb ik op de Binnenschelde in Bergen op Zoom geschaatst maar dat was gepruts op een grote vijver. Geef mij maar Friesland.
Voetbal
Nooit bij een club maar natuurlijk heb ik ook weleens gevoetbald.
Onze klas – voetbalteam Mens-Wetenschappen Pius X (*)
Op school. Tijdens jeugdkampen. Op de camping. Ik was echter beter in het mee organiseren van een groot (jaarlijks) (straat)voetbaltornooi. Ik was de speaker van dienst en ik zat in de redactie van de tornooi-gazet – de Man met de Bolhoed.
Kaatsen
Nogmaals ga ik terug in de tijd. Terug naar Fryslân, terug naar Wyns. De hele zomer werd er recreatief gekaatst. Ik vond het heerlijk – ik ging met veel plezier naar de maandag-avond-partijtjes. Tweemaal per seizoen was er een echt tornooi. Tijdens het dorpsfeest en op het eind van de zomer de clubkampioenschappen. Ik deed graag mee en eenmaal hoorde ik bij het koningspartuur. Met de lauwerkrans als ultieme beloning. Ik schreef er eerder over. Lees HIER.
En wat nog meer …
Zeilen – als recreatief tijdverdrijf – nooit in wedstrijdverband. Tafeltennis – puur als vermaak. Volleybal – met een vakantie-team op Terschelling. Biljarten en schaken tijdens – en na schooltijd. Midgetgolf tijdens vakanties. Of zijn dat geen sporten? Basketbal en handbal in de school/klas-competitie (Pius X). Wandelen – ik haalde ooit mijn diploma als berg-wandel-gids in Zwitserland of was het Italië? Maar is wandelen een sport of een sportieve activiteit? Heel veel 10 en 20 kilometer Brandaris-wandeltochten op Terschelling. We (Ine en ik) hadden ooit de ambitie om de GR 20 te lopen op Corsica. We trainden wekelijks. Ine’s knie gooide roet in het eten. En na vijf dagen té koud weer in Wales, hingen we tenslotte de wandelschoenen aan de wilgen.
Ik heb het altijd jammer gevonden dat ik geen honkbal heb kunnen spelen. Ik denk dat ik daar enige aanleg voor had maar het was meer iets van de VS niet van Vlaanderen. Mijn zoon zat wel één of twee seizoenen bij de Wizards of Boz maar versleet zijn jonge broek vooral op de bank. Misschien was het iets teveel Daddy die dit een leuke sport vond.
En nu?
Bijna niets. Wandelen – af en toe. Eerlijk gezegd veel te weinig. Een beetje sportschool maar nog niet sinds de corona-uitbraak.
Conclusie
Ik ben geen stijve hark maar om me een sportieveling te noemen is fel overdreven. Ik ben benieuwd of er me nog iets te binnen schiet de komende dagen. Wie weet wordt dat dan deel 3.
(*) Bij de foto. Er is er maar een met een afro-kapsel, dat ben ik. Dit was bijna onze hele klas – Mens-Wetenschappen van Pius X Antwerpen. We speelden vriendenwedstrijden tegen andere klassen / scholen. In het geval van bovenstaande foto: bij de Alexianen in Boechout tegen een team van Kringers en jongens van Sint-Gabriël.
Waar zal ik eens beginnen? Thuis (in Mozambique). Iets over zessen in de ochtend. Ik ben er klaar voor. Wij zijn er klaar voor.
De eerste foto van de dag
Er volgden nog minstens tweeënzestig foto’s. Toeval dat het er 62 zijn? Nee, dat niet.
En daar laat ik het bij voor vandaag want ik heb mezelf beloofd om niet met beeldschermen in de weer te zijn. Maar te genieten van het hier en nu. Dat deed ik. Dat doe ik.
Ps. Dank voor de vele felicitaties via Facebook, WhatsApp, sms, email. En mocht je me gebeld hebben … sorry, ik had slecht bereik want als je op het strand van Macaneta loopt en in de Indische Oceaan tegen de golven in zwemt, hoor je niet dat je gebeld wordt.
En dan is het alweer maandag. Een week niets geplaatst op mijn ‘bijna dagelijks blog’. Dat is schromelijk overdreven – dat bijna dagelijks. Ontbreekt het me aan inspiratie? Ja, soms. Ontbreekt het me aan onderwerpen? Ja en Nee. Ik heb het gevoel dat ik in herhaling ga vallen. En na zoveel jaren in Mozambique verblijven, zijn de dagelijkse zaken heel gewoon geworden terwijl ze voor een willekeurige lezer natuurlijk exotisch of heel bijzonder zijn. Heb ik daar nog oog voor? Ook hierop moet ik ja en nee antwoorden. Ik haal mij schouders op en denk … “Ach ja, typisch Mozambikaans” en ga over tot de orde van de dag.
Mozambique
Neem nu zo’n tafereel als op de foto hierboven. Ik zeg niet dat ik dit dagelijks zie maar het is een heel gewoon tafereel. Niets bijzonders. Nou ja … natuurlijk wel want de overgrote meerderheid van mijn lezers / volgers komt uit Nederland en België. En als ik de statistieken mag geloven, krijg ik sinds een paar weken ook veel bezoekers uit de Verenigde Staten. Het ondoorgrondelijke van internet. En nu ik het toch over statistieken heb, deel ik graag mijn verbazing over een detail. De pagina die het vaakst wordt gelezen (of aangeklikt) is al jaren: Midden Oosten. Onbegrijpelijk want daar staat driemaal niks. Nou ja, een heel klein overzicht van de landen in het Midden Oosten die ik heb bezocht. Maar waarschijnlijk sta ik met dat trefwoord hoog in een Google ranking / algoritme.
Nog even een voorbeeld van een gebeurtenis die bijna gewoon is geworden maar dat natuurlijk niet is. We hadden twee nichtjes uitgenodigd om te komen zwemmen bij ons thuis. Zeven en elf zijn ze. Gisteren (zondag) haalden we ze op. Eentje stond nog onder de douche. No problem maar er stond nog een rijtje kinderen te wachten. Of zij ook mee mochten? Vriendjes, een buurmeisje. Zoontjes van een ander nichtje. Enfin … ik heb mijn wagen vol geladen … Uiteindelijk zaten er 7 kinderen in de auto en twee volwassenen. ’t Is gelukkig maar een kleine tien minuutjes rijden. Meteen volle bak – in de auto en in het zwembad. En toeval bestaat niet. Goede vrienden bellen of ze even mogen langskomen. Ja, natuurlijk. En een vriendin van Isabel – ook uit onze buurt – belt of wij vandaag voor haar zoontje kunnen zorgen want zij moet onverwacht werken. Tuurlijk. Waar plaats is voor zeven kinderen is ook plaats voor acht.
Ik rij een ommetje via een winkel die open is op zondag. Ik koop extra frisdrank en bier. En salade, tomaten, brood en thuis haal ik twee kippen uit de diepvries. Om iets na tweeën serveer ik de lunch. En dan wordt er getoeterd voor de poort. Tot tweemaal toe want weer andere neven en nichten hadden gehoord dat er vandaag bij Koen en Isabel open huis is … Dat werd het … sic. Nog een keer zes extra bezoekers en een zuigeling. Naar goed Mozambikaans gebruik kwamen ze wel aanzetten met een koelbox met biertjes. De dames drinken Amarula. Komt dat mooi uit dat we nog een fles in voorraad hebben.
En dan moet er weer gegeten worden. We doen gemakkelijk. Hot dogs met salade. Rond zeven uur fluister ik Isabel in het oor dat we d’r een eind aan moeten breien. Ze is het met me eens.
Zwemmen bij Koen en Isabel
Rond negen uur is de boel thuisgebracht en gaat het licht letterlijk en figuurlijk uit. Maandag weer een gewone dag. Isabel aan het werk en ik ga verder met bureaucratisch gedoe. En ik pak de draad weer op. Ik ga weer wat vaker bloggen … neem ik me nu voor.