De legende van Sint Juttemis

De legende van Sint Juttemis

Afbeelding uit het AVEK-archief

Lang geleden, in de tijd van koning Arthur, leefde op het eiland Orsel een man die drie zoons had. De jongste heette Jut, een magere, onopvallende jongen. Noch de vader, noch de oudere broers hadden veel aandacht voor de jonge Jut. Alleen wanneer er vervelend of onbelangrijk werk gedaan moest worden, gaven ze Jut opdracht dat te doen. En dat deed Jut.

Toen Jut dertien jaar oud was, kreeg hij op een nacht een droom. Hij zag zichzelf met de jonkvrouw Jul, gezeten op de rug van de draak. Overal waar mensen deden wat zij wilden doen, werd een vuur ontstoken. Daar daalden zij neer, waarop de draak gevoed werd met vuur. De mensen gaven de draak graag van hun vuur. Zo reisden zij van dorp naar dorp, tot er genoeg vuur was om het hele land in vuur en vlam te zetten. En overal waar zij kwamen waren mensen die hen daarvoor vuur wilden geven.

Toen Jut deze droom aan zijn vader vertelde, werd deze boos en zei: “Je moet je niet van die gekke dingen in je hoofd halen”. Daarop ging Jut naar zijn beide broers en vertelde hen zijn droom. Daar moesten zij hard om lachen en ze zeiden: “Nee Jut, dat gebeurt nooit niet.”

Maar Jut wist wat hij gezien had.

Uit de Legende van St. Juttemis – AVEK-Archief

Op de dag van zijn dertiende verjaardag, een vrijdag, verliet Jut ongemerkt zijn ouderlijk huis. Een oude boer bracht hem in zijn pont naar de overkant. Jut bedankte hem en stapte aan wal.

Hij liep met snelle pas in onbekende richting en liet de vertrouwde kust voorgoed achter zich. Na enige uren stond de zon hoog aan de hemel en Jut was moe en bezweet. Hij liep door. Ineens hoorde hij het geluid van vele hoeven op harde grond. Nieuwsgierig beklom hij de heuvel en zag een groep wilde paarden, die rustig bij een beek stond te grazen.

“Ik heb een paard nodig” dacht hij en hij wist hoe mannen uit het dorp met een touw een paard vingen om het te temmen nadat zij het beste eruit gekozen hadden. Maar hij had geen touw en hoe zou hij kunnen kiezen? De paarden waren allemaal verschillend en prachtig om te zien. Hij besloot bij de paarden te blijven totdat hij een ruiter zou zijn. Dagenlang trok hij met de paarden op, at wortels uit de grond, dronk water uit de beek en sliep onder de sterren. Hij leerde al snel de rug van vele paarden kennen en vele paarden proefden de last van zijn lichaam. Tot op een dag de grijze schimmel hem steeds verder van de anderen paarden deed afdwalen.

Jarenlang hebben veel mensen Jut en de wilde schimmel als één lichaam door de velden zien trekken. Er werd verteld hoe de jonge ruiter zingend bij een boom werd aangetroffen terwijl hij omhoog keek naar de rijke appels, tot er één in zijn uitgestrekte hand viel.

Een boerenknecht wist te vertellen dat op een nacht bij volle maan een vreemde ruiter te paard in de wei een wonderlijke dans uitvoerde. “Toen” vertelde de knecht “zijn de twee beste paarden van mijn meester losgebroken om aan de dans mee te doen. Bij het opgaan van de zon waren paarden en ruiter verdwenen.”

De mensen geloofden dit verhaal niet zo erg; de knecht zou de paarden wel gestolen hebben, want hij was een dag later zelf ook verdwenen. Toch was er misschien wel iets van waar.

WORDT VERVOLGD