Tijdens mijn bijna-dagelijks scroll-moment door Facebook en Twitter verschijnen er best veel tekeningen (cartoons) van Peter van Straaten. Altijd goed voor een glimlach.
Wat maakt Peter van Straaten zo goed? De combinatie tekening – tekst.
En het zien van zijn tekeningen veroorzaakt ook een tikkeltje nostalgie. Heel veel jaren hing Peter’s Zeurkalender bij ons op de WC. Onder die scheurkalender stond een klein tafeltje met een stapeltje afgescheurde grapjes, de Donald Duck en een paar strips. Verder foto’s en beeldjes van heel wat vuurtorens. Over dat laatste heb ik wel vaker geschreven. Of zijn boek ‘Aanstoot’ ook op dat tafeltje lag, herinner ik me niet. We hadden het wel. Als ik me nu iets naar links draai zie ik het staan in mijn boekenkast.
Ik bezocht in 1997 de grote overzichtstentoonstelling van Peter van Straaten in het Markiezenhof in Bergen op Zoom. Een paar honderd tekeningen. Grappig maar ook ‘overdaad schaadt’. Dat was toch een beetje het gevoel na dat bezoek.
‘Agnes, de belevenissen van een eigentijdse, gescheiden vrouw in Amsterdam’ verscheen wekelijks in Vrij Nederland maar ik las het zelden. Ine deed dat wel. Ook de Vader & Zoon strips die in het Parool verschenen, las of zag ik zelden.
Links van me ligt in de boekenkast de niet-afgescheurde Zeurkalender van 2017. Hahaha.
Weet je wat ik ga doen vanaf 1 januari 2023? Ik ga hem gebruiken want ja … dan kloppen de data weer met de juiste dagen. Want 1 januari viel in 2017 op een zondag en dat is ook zo in 2023. Zo gaat dat – wie wat bewaart heeft wat. Houden jullie van Peter van Straaten?
Ps. Dit zou zo maar het begin kunnen zijn van een kleine reeks over tekenaars en cartoonisten.
Gisteren schreef ik over een beeld dat ik onlangs zag op Facebook. Vanochtend werd mijn aandacht opnieuw getrokken door een foto. Iemand die ik volg had het hartje aangevinkt bij een foto-bericht van Maarten Brinkman, daardoor krijg ik daar een melding van. Dat denk ik tenminste. Ik klikte de foto open.
Wat een heerlijke en speelse verzameling. Onmiddellijk mis ik mijn kleinkinderen. Het liefst ging ik nu onmiddellijk met ze naar het bos met de opdracht: “Goed kijken en bijzondere takjes gaan we verzamelen.” Niet dat ik ook maar enige pretentie heb om de kunstenaar te imiteren. Maar hij (zijn werk) flitst me terug naar mijn eigen kinderjaren en naar de jaren dat mijn eigen kinderen het nog leuk vonden om mee te gaan wandelen. Ik herinner me vooral Jules als beginnend sprokkelaar. Takken, schelpen, bladeren en stenen. Veel stenen. Als we in het bos in Bergen op Zoom wandelden moest hij een keuze maken voordat we de brug over de A58 overstaken. ‘Wat neem ik mee, wat laat ik achter?’ Na andere wandelingen was de terugkeer bij onze auto eenzelfde soort keuzemoment. Omdat hij (principieel) nooit een speelgoedpistool of -wapen van ons kreeg was de keuze snel gemaakt. De pistooltakken gingen mee. Ze kregen een plekje op zijn kamer naast alle zwaard- en paardtakken. We speelden eindeloos Yakari, Yokolima en John Snakeman op onze wandelingen. Een eigen gemaakte boog en pijlen vonden we wel verantwoord. Best gek bedenk ik me nu, uiteraard denkend aan die gek afgelopen week in Noorwegen en die andere idioot eerder dit jaar in Twente.
Terug naar Maarten Brinkman. Ik ging op zoek, wie is deze kunstenaar? Deze geordende pistooltakken associeerde ik met het werk van Anne Geene, maar dat terzijde. Brinkman heeft een eigen website, klik HIER. Hij gebruikt veel meer dagelijkse materialen in zijn installaties. Takken, boomstronken, touw, stenen, enzovoort. Hij is altijd op zoek naar het omslagpunt – het moment waarop een streepje op papier verandert in een vogel. Dat is het punt waarop mensen in hun verbeeldingswereld kunnen stappen. Alex de Vries ging op bezoek in het atelier van de kunstenaar en schreef op Motley.nl over dat bezoek. Transformatie van het betekenisloze.
Ik herken dat in mijn eigen activiteiten. Eerst ben ik gewoon (meester) Koen maar als ik een kartonnen doos op mijn hoofd zet, een bezem ondersteboven vasthoud en een wat zwaardere stem opzet ben ik plots Sinterklaas. Althans voor een (jong) publiek dat welwillend de overstap maakt naar de verbeeldingswereld. Ik hoef daarvoor geen baard, tabberd en mijter aan te trekken of op te zetten. Het hele principe van toneelspelen is daarop gebaseerd.
Het lijkt of ik een weekthema te pakken heb op mijn blog. Ik ben benieuwd waarover ik morgen zal schrijven.
Vorige week lanceerde blogcollega Satur9s World een idee. Een challenge … ik heb een hekel aan dat woord. Ik zie haar idee meer als een uitnodiging om je eigen gang te gaan.
Het eerste thema: koffie of thee. Een foto of een paar foto’s en een stukje over datzelfde thema. Een onderschrift, een herinnering, een gedicht of zomaar een fantasieverhaaltje. Deze omschrijving heb ik zelf toegevoegd aan mijn ‘Dertig-dagen-foto-schrijven’.
De titel laat al vermoeden dat ik geen voorkeur heb. Wil ik thee of wil ik koffie? Ik drink het allebei. Als kwantiteit een criterium is dan wint thee. Ik drink veel meer thee dan koffie. En geen voorkeur gaat nog verder. Welke thee? Geen voorkeur. Ik drink earl grey, thee met fruitsmaakjes, citroenthee, gember-rooibos, ceylon tea, kamillethee. Isabel maakt vaak zelf thee met bladeren van bomen uit de tuin. Ik drink het allemaal. Geen voorkeur. Meestal zonder suiker, af en toe met honing al dan niet met citroen. Ik zet ’s morgens vaak een grote pot thee, drink dan één grote kop warme thee. De rest schenk ik over in een kan en die kan gaat in de ijskast. Gedurende de dag drink ik dan ijsthee.
Bij ons thuis (in mijn jeugd) dronk mijn moeder meestal thee en mijn vader Moccona uit zo’n glazen pot of Nescafé. Oploskoffie. Op feestdagen of als er bezoek was dan werd er een ‘filterke’ aangeboden. Mijn ouders hadden daar aparte ijzeren opzetstukjes voor met een soort plat koffiezakje. Later kon je plastic koffiebakjes kopen. Ze stonden altijd ergens in de kast te verpieteren. Ik herinner me niet wanneer ik zelf voor het eerst koffie dronk. Ik denk bij mijn grootouders. Koffie met veel melk.
Koffie leuten is geen Vlaamse activiteit. Ik maakte kennis met het traditionele koffiedrinken rond een uur of 10 toen we jaarlijks op zomervakantie gingen naar Terschelling. Alle Nederlandse buren deden eraan mee. Elke ochtend voor een andere tent, tussen de windschermen. Bij tante Trijn en ome Eppo, bij Roodermond, bij Elzer, bij tante Janny en Ome Willy, bij Nauta, bij Postmus. Mijn ouders kenden deze gewoonte niet. En zoals je weet trok deze jongen eind jaren 70 naar het hoge noorden. Studeren op de AVEK. Daar stonden twee grote koffiezetapparaten in de keuken. Je kon koffie tappen zoveel je wou. Thuis in Boelenslaan en later in Wyns stond er altijd een koffiezetapparaat in de keuken. Het werd verschillende keren per dag gebruikt. Er was altijd een onverlaat in huis die vergat het warmhoudplaatje uit te schakelen. Niks zo goor dan de geur van uitgekookte restjes koffie onder in de glazen pot.
Elk Nederlands huishouden heeft (had) een vergelijkbaar ding in huis. Vaste prik in het keukenkastje: een pak filterkoffie (soms een tweede pak met cafeïnevrije koffie. Een doos met de papieren filters. Melitta. Ik kocht vaak het verkeerde formaat filters. Te klein of te groot. Koffie kreeg nooit heel veel aandacht van me. Ik dronk koffie maar ik kon het ook zomaar een paar dagen vergeten en dat is trouwens nog altijd zo. Na een lekker etentje vind ik koffie wel lekker – niet thuis maar in een restaurant. Liefst met een cognacje en een stukje chocola.
We hebben altijd gekampeerd dus ook daar moest iets – zonder elektriciteit – op gevonden worden. Ik herinner me drie variaties. Ik toon ze in historische volgorde.
Die laatste variant – percolator – gebruik ik nog af en toe in Mozambique. Een cadeautje van Jean Jacques (snik) en Co. Maar eerst nog even terug naar Bergen op Zoom.
Ik kocht een chique espresso-apparaat voor Ine’s vijftigste verjaardag. Een Bosch. Op dat moment de Rolls Royce onder de thuis-espresso-apparaten. Bovenin doe je de bonen. Je stelt de maling in en de hoeveel water. Je drukt op een knopje. Je hoort dat de koffie wordt gemalen en even later druppelt de koffie in je kop of tas. En mocht je melk willen schuimen, dan kan dat ook met hetzelfde apparaat.
Na een paar jaar ging er iets mis. Gelukkig heeft Yvonnes vader er een nieuwe rubberen ring in gemonteerd. Ik kon weer jaren vooruit. Zeker op maandagochtenden als ik mijn traditionele sms ‘koffie klaar, de deur is los’ naar buurvrouw Luus stuurde. Het apparaat heeft de verhuizing uit Bergen op Zoom niet gehaald. In Mozambique gebruiken we een Delta-apparaat.
Als ik ‘we’ gebruik in de vorige zin bedoel ik meer Isabel dan mezelf. In dit apparaat doe je een capsule, sluit je het apparaat en druk je op een knop. Je hebt drie keuzes: weinig water, ietsjes meer water of een volle kop water. Koffie uiteraard. Het is een vreselijk duur systeem. Het apparaat kost weinig, de capsules kosten bijna 60 eurocent per stuk. Vergelijk het maar met een printer (relatief goedkoop) en de cartridges (erg duur).
Heb ik nog andere koffieverhalen? Ja natuurlijk wel. Ethiopië. Ik ben er gedurende acht jaar heel veel geweest. Ethiopië is één van de bakermatten van de koffie. Koffie, het ‘zwarte goud’ van Ethiopië. Bereket nam ons mee naar de plaats waar ooit de koffieplant (boon) werd ontdekt door een herder. Hij constateerde dat zijn geiten – die van die onbekende plant aten – veel actiever waren dan de geiten van zijn buurman lager in het dal. Vlakbij dronk ik een kopje koffie. Zoals er nog veel zouden volgen – al dan niet met een traditionele koffieceremonie.
Koffie in Jimma, Ethiopië
Koffie in Mekele (Ethiopië)
Rahel in Addis Ababa
Laat ik afronden. In de titel schrijf ik ‘Zonder voorkeur’. Hoe drink ik mijn koffie het liefst? Het maakt me niet uit. Echt niet. Zwart. Zwart met suiker (als de koffie heel sterk is, maar het hoeft niet). Met melk. Koffie verkeerd. Met geschuimde melk. Latte macchiato. Galão (al dan niet oscuro). Cappuccino. Het is me allemaal om het even. Echt waar. Ook ijskoffie vind ik lekker. Met koffiemelk of gecondenseerde melk … nee, laat maar. En als ik een week geen koffie drink … ik zal het nauwelijks hebben gemerkt. Of ik ’s avonds koffie vermijd omdat ik dan niet kan slapen? Ik heb nog nooit geconstateerd dat het zo is. En jullie?
Volgend thema: ‘Kader in Kader’.
ps. Misschien moet ik ooit een ode schrijven aan de wondermooie theevelden die ik in Oeganda en Kenya zag. Zo mooi. Beeldschoon.
Waarschijnlijk kent iedereen het spelletje: “Ik zeg een woord – bijvoorbeeld: ‘bergen’- en dan zeg jij …” Om bij hetzelfde voorbeeld te blijven … ‘Bergen’ en dan volgen er reacties zoals: ‘Wandelen. Alpen. Sneeuw. Vakantie. Pyreneeën.’ Als ik deze vraag stel in West-Brabant (NL) dan is de kans groot dat mensen ‘Bergen op Zoom’ antwoorden want in het Markiezaat zegt men: ‘Bergen’ en niet ‘Bergen op Zoom’.
Misschien krijg je wel een verwijzing naar het Noord-Hollandse Bergen of Bergen aan Zee. Of mensen die Noorwegen een beetje kennen reageren mogelijk met het Noorse Bergen. Of wie weet ‘Bergen Belsen’.
Bergen (Mons) Foto: Hugo Segers
Is er iemand die dit stukje leest al op de gedachte gekomen om ‘Mons’ te antwoorden? De Waalse stad‘Bergen’. ‘Mons’ dus in het Frans. Waarschijnlijk niet. Zoals je onder de foto kunt lezen is deze foto gemaakt door (collega) Hugo Segers. Hij was afgelopen weekend op city-trip naar het Waalse Bergen en hij plaatste heel mooie foto’s op zijn Facebook-pagina.
En dat zette me aan het denken. Ik ben nog nooit in Bergen (Mons) geweest en ook Charleroi ken ik enkel vanuit de verte omdat er een snelweg in de buurt ligt die ik wel eens gebruik. Ik weet NIETS over deze Belgische steden. Het lijstje van steden (in Europa en in de wereld) die ik al heb bezocht is best wel lang. Van San Francisco tot Beijing. Van Moskou tot Rio de Janeiro. Van Talinn tot Brugge. Van Belfast tot Nairobi. Van Stockholm tot Marrakesh. Van Jerusalem tot Kaapstad.Van Damascus tot Irkoetsk. En ja ook Bergen op Zoom, Bergen (NH) en Bergen in Noorwegen heb ik al bezocht. Maar het Belgische Bergen … ik weet er niets van. Rien de Rien. Een totaal onbekende stad in mijn eigen land. Dat laatste is maar deels waar want ik woon al sinds 1979 in het buitenland. Maar toch …
De nieuwe corona-maatregelen in de Lage Landen zijn niet bevordelijk om nu onmiddellijk een stedentrip te plannen naar Mons. Ik zet de stad (en Charleroi) wel op mijn lijstje om met de voetbalvrienden eens te bezoeken. We waren tenslotte al samen in: Luik, Marseille, Lyon, Firenze, Luca, Milaan, Sevilla, Istanbul, Eindhoven, Lier, Mechelen, Mortsel, Lissabon, Napels, Palermo. Ja … en ook in Bergen op Zoom.
Bergen (Mons) Foto: Hugo Segers
Wie van mijn volgers (lezers) kent de hoofdstad van de Belgische provincie Henegouwen? Ooit al eens bezocht? Wij gingen vroeger met onze kinderen af en toe op stedenbezoek. Ik herinner me: Ieper, Oudenaarde, Rijsel, Gent en Rome. En met Ine waren er korte uitstappen naar Praag (2x), Londen (2x), Barcelona (2x), Kassel (3x), Berlijn (1x) en Parijs (3x). De steden die we bezochten tijdens ‘gewone’ vakanties laat ik hier onvermeld.
Wat zijn jullie favoriete steden om te bezoeken? City-trips dus van twee, drie of vier dagen. Ik ben benieuwd. Maar eerst is het opnieuw: “Blijf in uw kot!”
ps. Ik heb de foto’s ongevraagd ‘weggeplukt’ van de Facebook-pagina van Hugo Segers. “Hugo, mocht dit een probleem voor je zijn dan hoor ik het wel. En dank voor de tip. Een eye-opener om het in slecht Vlaams te zeggen”
Zoals ik gisteren al schreef is ‘carrière’ een woord dat eigenlijk niet past bij mijn bescheiden sportieve leven. Ik ga toch een paar sportieve activiteiten vermelden.
Tennis
Ine (mijn eerste vrouw) kwam uit een tennisfamilie. Haar vader speelde behoorlijk goed tennis en zijn kinderen gingen als vanzelfsprekend ook op tennis. In begin zestiger jaren was dat meer een sport voor de elite maar daar had mijn schoonvader lak aan. Ine speelde competitie en kon niet tegen haar verlies met kapotslaan van rackets en gevloek als een Mc Enroe avant la lettre. Vooral de verplichte handdruk met de tegenstander na verlies viel haar zwaar. Aldus de familieverhalen. Ik had nog nooit getennist maar ik probeerde het tijdens familie-weekendjes. Mijn schoonvader moedigde me aan. Ik had niet echt aanleg maar wel veel plezier en toonde veel inzet. Het resulteerde in een lidmaatschap bij een tennisvereniging bij ons in de buurt (Bergen op Zoom). Recreatief spelen tegen elkaar op vrijdagochtend – onze gezamenlijke vrije dag. En een paar keer per jaar bardienst draaien. Goed voor de sociale contacten. We waren elkaars gelijke. Ine dankzij haar techniek, ik dankzij fanatieke inzet. Lopen naar het net en niet opgeven. En soms onderhands opslaan zoals Michael Chang ooit deed. Laten we zeggen dat ik 45% van de setjes won en Ine 55%. Ze kan het niet tegenspreken. Snik.
Atletiek
Ik schreef er gisteren al over. Ik herinner me een grote club-wedstrijd op de paardenrenbaan van Oostende. Ik denk dat ik in (met) een estafette-team liep. En ik ging een paar keer naar meetings – zoals dat heette. Vier of vijf atletiekverenigingen uit de provincie Antwerpen die elkaar bestreden met de meeste atletiek-disciplines. Veel onderdelen met telkens één deelnemer per club. Je kon dus punten voor je team winnen. Ik werd (meestal) ingezet voor de 400 meter. Dat lijkt een korte afstand maar het is verdomde lang. Of zeg je ver? Ik startte altijd te snel. Lag in een mooie positie na de eerste bocht – op een 400-meter-baan – maar de tweede bocht was meestal mijn Waterloo. Ik sukkelde naar de finish. Ik herinner me geen tijden maar het was nooit onder de minuut. Snik.
Zwemmen
Ook dit vermelde ik al eerder. Ik kon zwemmen maar om naar een wedstrijd te gaan was nooit mijn intentie. Toch werd ik door het schoolteam gevraagd om mee te gaan. Provinciale schoolkampioenschappen. Ik weet niet meer in welke maand maar het water was IJSKOUD. Een openluchtzwembad. Het was een broeder die ons meenam in zijn auto. Ik zat op een katholieke broederschool. Hij was het schapenvet vergeten – zo herinner ik het me. De meeste jongens – onze tegenstanders – smeerden zich in van kop tot teen. Ik deed stoer en zei dat ik goed tegen kou kon. Het was koud, heel koud. Ik denk dat mijn piemeltje nog nooit zo verschrompeld in mijn zwembroekje heeft gezeten. Snik. En vijftig meter is best ver. Heen en weer in een 25-meter-bad. Ergens in de Kempen … in Herentals, Zandhoven of Geel … daar ergens. Eens en nooit weer.
Badminton
Leeuwarden, ergens in de 80’er jaren. John – studiegenoot en vriend – vroeg of ik zin had om te badmintonnen. Ik kende het enkel als een vakantie-activiteit. Met een vriendenclubje huurden we een baan in het plaatselijke sportcentrum. Ik geloof van 21.30 tot 22.30. Dat was het goedkoopste uur. Een hele winter lang. Ik vond het leuk maar ik had bij aanvang van onze badminton-avondjes me zwaar vergist in de explosiviteit van het speeltje cq sport. Eén winterseizoen was genoeg.
Kayakken
Ook dit hoort bij vakantie. In de Dordogne. In (op) de Tarn. In Letland. In Friesland. Nooit als een wedstrijd, altijd recreatief. Soms alleen. Meestal met Ine en de kinderen. Heel prettig om te doen en schitterend om het land vanaf het water te zien.
Fietsen
Als ik de titel ‘wielrennen’ gebruik, zou ik jullie misleiden. Fietsen dus. Ik kocht een racefiets toen we in Wyns woonden. Ik herinner me individuele tochtjes. Wyns – Ruinerwold. Wyns – Stavoren. Wyns – Harlingen. En op de fiets naar Leeuwarden. Lange tochten in Les Landes. Hoogtepunt was een vakantie waarop de racefiets meeging. Hoogtepunt: Laruns – Col d’ Aubisque (en terug uiteraard) in de Pyreneeën. Ook ritjes in het achterland van Barcelona. Mijn fiets werd gestolen in Leeuwarden. Einde grote tochten. Vanuit Bergen op Zoom werd het eerder recreatief fietsen. Met Jules naar Boechout. In vijf dagen van Vlissingen naar Maastricht – ook met Jules. Van Bergen op Zoom naar Koksijde (in mijn eentje) en een schitterende tocht (met Jules) op huurfietsen in de buurt van Meyrueis. Cevennen. Ik had net daarvoor De Renner van Tim Krabbé gelezen. Met vriendjes speelden we soms de Ronde Frankrijk na. Parcours: Welvaartstraat – Fruithoflaan – Acacialaan – Sint-Gabriëlstraat – Welvaartstraat. Tien rondjes – ik won vaak. Ik was meestal de enige deelnemer maar Roger de Vlaeminck, Eddie Merckx, Ferdinand Bracke en Felice Gimondi reden in gedachte met me mee.
Schaatsen
Ik verhuisde in 1979 (voor de eerste keer) naar Leeuwarden. In 1985 woonden we in Wyns aan de Dokkumer Ee – vlakbij Bartlehiem. Ik schreef er al eerder over. Het werd een strenge winter. Iedereen stond op het ijs. Een buurman – Jan Kwast – gaf me een paar ‘houtjes’. Ik bond de schaatsen onder en een week later voltooide ik mijn eerste toertocht. Dertig kilometer – de Kleine Wielen Toertocht. Het café in Wyns was één van de stempelposten. Geen wedstrijd maar een toertocht – met eenmedaille als beloning.
Ook de daarop volgende twee winters – ik had ondertussen lage noren – werd er veel geschaatst. Ik voltooide de Elfstedentocht in drie of vier etappes. Op en neer naar Dokkum vanuit Wyns vond ik saai. In Harlingen heb ik veel moeten lopen. Het ijs was daar onbetrouwbaar. Bij heel wat bruggen bracht ik het ‘klunen’ in de praktijk. Zeventig kilometer (wind mee) was de max – daarna gingen mijn enkels zwikken. Op en neer schaatsen naar het werk in Leeuwarden. Een genot. Later heb ik op de Binnenschelde in Bergen op Zoom geschaatst maar dat was gepruts op een grote vijver. Geef mij maar Friesland.
Voetbal
Nooit bij een club maar natuurlijk heb ik ook weleens gevoetbald.
Onze klas – voetbalteam Mens-Wetenschappen Pius X (*)
Op school. Tijdens jeugdkampen. Op de camping. Ik was echter beter in het mee organiseren van een groot (jaarlijks) (straat)voetbaltornooi. Ik was de speaker van dienst en ik zat in de redactie van de tornooi-gazet – de Man met de Bolhoed.
Kaatsen
Nogmaals ga ik terug in de tijd. Terug naar Fryslân, terug naar Wyns. De hele zomer werd er recreatief gekaatst. Ik vond het heerlijk – ik ging met veel plezier naar de maandag-avond-partijtjes. Tweemaal per seizoen was er een echt tornooi. Tijdens het dorpsfeest en op het eind van de zomer de clubkampioenschappen. Ik deed graag mee en eenmaal hoorde ik bij het koningspartuur. Met de lauwerkrans als ultieme beloning. Ik schreef er eerder over. Lees HIER.
En wat nog meer …
Zeilen – als recreatief tijdverdrijf – nooit in wedstrijdverband. Tafeltennis – puur als vermaak. Volleybal – met een vakantie-team op Terschelling. Biljarten en schaken tijdens – en na schooltijd. Midgetgolf tijdens vakanties. Of zijn dat geen sporten? Basketbal en handbal in de school/klas-competitie (Pius X). Wandelen – ik haalde ooit mijn diploma als berg-wandel-gids in Zwitserland of was het Italië? Maar is wandelen een sport of een sportieve activiteit? Heel veel 10 en 20 kilometer Brandaris-wandeltochten op Terschelling. We (Ine en ik) hadden ooit de ambitie om de GR 20 te lopen op Corsica. We trainden wekelijks. Ine’s knie gooide roet in het eten. En na vijf dagen té koud weer in Wales, hingen we tenslotte de wandelschoenen aan de wilgen.
Ik heb het altijd jammer gevonden dat ik geen honkbal heb kunnen spelen. Ik denk dat ik daar enige aanleg voor had maar het was meer iets van de VS niet van Vlaanderen. Mijn zoon zat wel één of twee seizoenen bij de Wizards of Boz maar versleet zijn jonge broek vooral op de bank. Misschien was het iets teveel Daddy die dit een leuke sport vond.
En nu?
Bijna niets. Wandelen – af en toe. Eerlijk gezegd veel te weinig. Een beetje sportschool maar nog niet sinds de corona-uitbraak.
Conclusie
Ik ben geen stijve hark maar om me een sportieveling te noemen is fel overdreven. Ik ben benieuwd of er me nog iets te binnen schiet de komende dagen. Wie weet wordt dat dan deel 3.
(*) Bij de foto. Er is er maar een met een afro-kapsel, dat ben ik. Dit was bijna onze hele klas – Mens-Wetenschappen van Pius X Antwerpen. We speelden vriendenwedstrijden tegen andere klassen / scholen. In het geval van bovenstaande foto: bij de Alexianen in Boechout tegen een team van Kringers en jongens van Sint-Gabriël.
Ik ben geen datum-fetisjist maar sommige dagen hebben wel een sterretje ergens in dat geheugen van mij. En 28 augustus is zo’n dag. Als ik mijn logjes van de afgelopen tijd teruglees dan valt het mezelf ook op dat ik vaak een herinnering aan Ine deel. Dat is wat vaker schrijf over vroeger en wat minder over nu. Heeft dat te maken met de corona-tijd waarin we leven? Vast wel een beetje. Ik wil niet voortdurend schrijven over het aan huis gebonden zijn door de maatregelen (adviezen) van de overheid. Dus ga ik eerder iets schrijven over vroeger. Een herinnering delen.
De eerste tien jaar na het overlijden van de moeder van mijn kinderen organiseerde ik jaarlijks een ‘Niet-verjaardag-samen-zijn’ in onze tuin in Bergen op Zoom. Een mooi bijpraat-moment na de vakantie met buren, vrienden en familie. Erg fijn. Ik eindig al mijn condoleance-berichten steevast met de volgende tekst: “Blijf over hem / haar vertellen dan blijft hij / zij levend in onze verhalen.” Ik houd mezelf aan mijn eigen advies. Mogelijk tot irritatie van volgers die haar nooit hebben gekend en denken … nu is het wel genoeg Koen. Nu weten we het wel.
Vorige week zette ik de computer aan en klikte mijn Twitter-account open. En daar verscheen Ine in de gedaante van Eva Crutzen (*) met ‘At Seventeen’.
En nu moet ik natuurlijk uitleggen waarom dit liedje me zo emotioneel maakt. Iemand zei ooit dat Ine wel duizend liedjes uit haar hoofd kende. Remember de lange avonden en nachten bij een kampvuurtje op Donzelenche. Dat van die 1000 liedjes zit waarschijnlijk niet ver van de waarheid. Zingen, zingen en nog eens zingen. Niet onder de douche maar wel op alle ander mogelijke plaatsen. In een koor (A58 en het familiekoor), met vrienden, met Maatwerk, Theater op Maat, met collega’s. Er was geen feestje of Ine zong wel een liedje. Het origineel of met een nieuwe tekst. De liefde voor het zingen was genetisch (familiaal) bepaald. Haar moeder, haar broers. Allemaal talentvolle (amateur) zangers.
Toen ik Ine net leerde kennen, draaiden we in Boelenslaan (Fryslān) – waar we toen woonden – lp’s en soms cassettebandjes. Dr. John The Night Tripper, The Police, Doe Maar, Dr. Hook, Ramses Shaffy, The Nylons, Astrud Gilberto, Janis Ian, Queen, Paul Simon, Diana Ross, Randy Crawford, Abba en zo kan ik nog wel even doorgaan. Zij kenden de meeste liedjes uit haar hoofd en zong heel vaak mee.
Al gauw werd het album ‘Between the Lines’ van Janis Ian haar / ons lievelingsalbum wat meezingen of zelf zingen betreft. ‘At seventeen’, ‘In the winter’, When the party is over’. En later natuurlijk ook ‘Jesse’, ‘Fligh too high’ en ‘On the other side of the sun’.
Als we met z’n tweeën onderweg waren met de auto kwam er altijd een moment dat Ine begon te zingen. Best vaak op mijn verzoek. En dan begon ze steevast met ‘In the winter’ (Janis Ian), even later gevolgd door ‘At seventeen’. Ergens halverwege de 80’er jaren zijn we vanuit Friesland een avondje naar Carré (in Amsterdam) gereden voor een concert van … je kunt het al raden: Janis Ian. Een dierbare herinnering. Laat ik deze herinnering aan Ine maar eindigen met een You Tube filmpje van Janis Ian zelf en wat is denk je dan van: ‘On the Other Side of the Sun’? Best wel toepasselijk vind ik.
(*) Via google zocht ik nog even verder naar Eva Crutzen. Frappant is het dan om te zien dat deze cabaretière uit Maastricht komt. De stad waar Ine tot haar veertiende heeft gewoond. Nee … niet haar zeventiende … dat dan weer niet.
Overal verschijnen lijstjes. In tijdschriften. In kranten. De Top 2000 of de Top-weet-ik-hoeveel. Goede voornemens. Andere bloggers schrijven een ‘Ik zal nooit … lijstje’ en weer anderen noemen het ‘My don’t f*ck me list’. Ook ik ontsnap niet aan de neiging om lijstjes te maken en te publiceren. Dat bewijzen mijn stukjes van de laatste weken. Zo is natuurlijk ook mijn boekenpagina ‘Onlangs Gelezen’ een verzameling met lijstjes.
Natuurlijk moet ook dit stukje een titel hebben. Ik koos – hoe saai kan ik het verzinnen? – lijstjes als titel. Ik ging toch maar even checken of ik deze titel niet al eens eerder heb gebruikt. Ja dus. Op 3 november 2012. Bijna acht jaar geleden. Klik HIER als je dat wilt lezen. Ik was verbaasd om het terug te lezen. Er is heel wat veranderd – en toch ook weer niet – in die acht jaar. Ook toen werden we doodgegooid met lijstjes. En ook toen pakte ik mijn koffer om een tijdje in Mozambique de Nederlandse winter te ontlopen. Net zoals dit jaar. Een groot verschil met vandaag is natuurlijk dat toen het UMOJA CFC programma nog bestond. Ik werd dus betaald om regelmatig in Afrika te zijn. Ik was er aan het werk. In 2012 woonde Isabel in Fomento (Matola Noord) en was dat de plek waar ik logeerde. Dat was gemiddeld een dag of tien (zo’n twee of drie keer per jaar) (*) en dan vloog ik weer richting één van onze projecten. In Oeganda of Kenia. Ethiopië of Tanzania. Zimbabwe of Zuid Afrika. Of weer terug naar huis in Nederland.
Het was (januari 2012) nog voordat ik een e-reader had. Dus één koffer was gevuld met boeken. Een stuk of vijftien. Er gingen toen nog dvd’s in een koffer. Wanneer was de laatste keer dat ik zo’n schijfje in mijn handen heb gehad? Onze trouw-dvd? Alweer bijna zeven jaar geleden. Mijn Noorse collega Brith huurde in die tijd – voor haar fredkorpset-programma – een flatje in het centrum van Maputo. Ook daar logeerde ik met enige regelmaat. Ik zie Brith nog steeds als we toevallig op hetzelfde moment in Mozambique zijn. Ook Per – Zweedse vriend en collega – zie ik. Meestal voor een kop koffie of een biertje. Hij is – na vier diefstallen en een overval in zijn huis – terug naar Noorwegen. Of hij ooit terugkeert naar Mozambique is de grote vraag. Ik hoop dat hij daar een antwoord op vindt. Hij maakt vast ook denkbeeldige lijstjes om antwoord te vinden op die vraag.
Een lijstje maken op de laptop (Foto: Pixabay)
Ik ga de laatste dagen van het jaar nog even door met lijstjes. Mijn favoriete boeken. De beste series die we afgelopen jaar (tijd) hebben gezien. Wie weet volgt er een lijstje met (goede) voornemens. En ik overweeg een wekelijkse rubriek op dit weblog. Een wekelijks verhaaltje over een voorstelling die ik heb geregisseerd. Ik leg het uit. Mijn twee verhuizingen – in twee jaar tijd – zorgden voor een grote opruiming. Vooral letterlijk. Dat is fijn. Opgeruimd staat netjes. Maar wel met pijn in het hart. Er zijn een grote hoeveelheid kartonnen dozen – met papier – weggebracht naar twee verschillende containerparken. In Bergen op Zoom was er plaats zat. Boekenkasten vol met mappen. Gemiddeld twee of drie mappen per theater-project dat ik heb geregisseerd sinds begin jaren tachtig. Daarnaast nog mijn regieboeken van diezelfde voorstellingen. Bij het opruimen hanteerde ik het volgende criterium: “Stel dat ik vandaag dodelijk verongeluk en mijn kinderen moeten mijn boeltje opruimen. Wat bewaren ze? Wat gooien ze weg?” Ik heb mezelf dus verplaatst in hun keuzes. Dat werden heel wat ritjes naar papiercontainers. Foto’s heb ik bewaard. Van de flyers of affiches van voorstellingen heb ik een foto gemaakt of heb ik het programmaboekje gescand. Recensies, interviews, krantenartikelen, toi toi toi briefjes en frutseltjes … ze bestaan niet meer. Ook de tekstboekjes zijn waarschijnlijk al lang verwerkt in recyclage-materiaal. De VHS-banden, de DVD’s en de foto’s van voorstellingen staan tijdelijk opgeslagen in een paar kartonnen-dozen op de zolder bij mijn dochter. Waarschijnlijk zullen zij ook ooit de weg vinden naar een shredder. Voorlopig zijn ze nog gered. De vraag is natuurlijk: “Voor hoe lang?” Hoe Lang is een Chinees.
Nu ga ik naar de keuken. Terug naar mijn denkbeeldig lijstje voor de kerstlunch. Het meeste heb ik gisteren al voorbereid. Nu rest enkel nog de afwerking. Prettig Kerstfeest. Feliz Natal.
(*) In 2012 kwam Isabel twee maanden naar Nederland. Met reisjes naar Frankrijk en Portugal. En in oktober – op mijn verjaardag – vroeg ik haar ten huwelijk.
Ik heb het schilderij zelf een titel gegeven: “Dokkumer Ee”. Ik weet niet of de schilder zelf ook een titel gaf aan dit werk. Als je goed naar de foto kijkt zie je dat het schilderij op de grond staat. Ik maakte deze foto in november 2017 toen ik het grote huis in Bergen op Zoom opruimde en uiteindelijk verliet voor iets veel kleiners in Ossendrecht. Een deel van de kunst heb ik laten verschepen naar Mozambique. Een deel is terecht gekomen in Ossendrecht. Dit werk staat nog in de opslag. Onderstaand werk van David van Kampen hangt nu bij mijn dochter in Heemstede.
Op weg, op zoek – David van Kampen
Waarschijnlijk vragen jullie je nu af wat de titel ‘Dokummer Ee’ betekent. Ik geef een woordje uitleg. Wij woonden van 1983 tot eind 1989 in Wyns in Friesland. Wyns ligt aan de Dokkumer Ee, net als het buurtschap Bartlehiem. Bij velen bekend van het bruggetje en het kruispunt tijdens de Elfstedentocht. Vlak bij dat water-kruispunt woonden de kunstenaar en zijn gezin. De hele gemeenschap van Wyns en Bartlehiem telde nauwelijks 150 zielen. Uiteraard kenden wij bijna iedereen. Onze kinderen gingen naar de plaatselijke basisschool. Ik was jaren actief in het dorp. Kaatsen, activiteiten met de kinderen van de school en het jaarlijkse dorpsfeest. En zo ontstond ook onze vriendschap met David en Janny. We hebben beiden op hetzelfde Centrum voor de Kunsten lesgegeven (maar niet in dezelfde jaren).
We verzonnen toneelstukjes zoals “Moord op de Sultan” voor het dorpsfeest. David maakte de decors, de hoeden en de kromzwaarden. Hij speelde zelf ook een klein rolletje. We hadden tijdens de voorbereiding de grootste lol. In die periode kochten we twee grote werken van David – uit twee verschillende periodes.
En toen gingen we elk een andere kant uit. Wij naar Bergen op Zoom en zij verkochten hun boerderij en kochten een boot die vlak bij het Centraal Station van Amsterdam in het water lag. Zowat op de kop van de Zeedijk. De boot diende tijdelijk als Airbnb-avant-la-lettre. Een hostel. Ik heb er verschillende keren gelogeerd. In die tijd maakte David veel papier/karton werk. Knipsels in heel veel laagjes en vaak zag je naar de grond gebogen, zoekende figuren op zijn werk. Een beetje zoals het figuur op de bovenste foto. Hij attendeerde me op de zoekende mensen op kade. Op zoek naar kleine bolletjes, restantjes van een of andere drug.
Het contact verwaterde toen zij terug naar Leeuwarden verhuisden. Soms hoorden we nog iets via via maar dat is ook al zeker vijftien, twintig jaar geleden. Of zij ooit hebben gehoord dat Ine is overleden weet ik niet. Gisteren googlede ik zijn naam. David van Kampen. Hij heeft een website – Atelier David van Kampen – en woont nog steeds in Friesland. In Sint-Jacobiparochie. In september wordt hij 80.
De informatie die ik op Wikipedia lees is zeer beknopt en onvolledig. Zo weet ik zeker dat er een beeld van hem in Franeker staat en een monument op het kleine pleintje bij de Sint-Vitus kerk in Wyns. Met daarop de geschiedenis van het dorp. Ik weet het omdat ik betrokken was bij de onthulling ergens in de 80’er jaren.
De geschiedenis van Wyns (Wijns)
Ik word weemoedig. Een golf van nostalgie overspoelt me. Mooie herinneringen aan onze jaren in Wyns (Wijns).
Nog even iets over het schilderij Dokkumer Ee. Volgens mij schilderde David dit in 1976. Als ik het me goed herinner is Edwin het babytje. Een leeftijd- en klasgenoot van Catelijne. Of zijn het toch Ine en Catelijne? In mijn fantasie zijn zij dat altijd geweest. Het haar van de vrouw is het lampenkapje dat bij David en Janny boven de keukentafel hing. En de lakentjes en de rivier vloeien in elkaar over … zo vloeien mijn gedachten aan het water van de Dokummer Ee – waar ik heb leren schaatsen – over in de waterrekening die ik zometeen in Matola Rio moet gaan betalen …
Op hetzelfde strand in Zandvoort – waar ik eergisteren over schreef – zag ik eerst de meeuwen …
Zandvoort (Zuid)
… en toen ik dichterbij kwam … de scheermessen.
Zandvoort (Zuid)
Vele duizenden scheermessen …
Heel veel scheermessen
Als kind bracht ik veel vakantietijd door op het Noordzeestrand. Eerst in Koksijde (BEL), later op Texel (NL) en tenslotte op Terschelling (NL).
En onze activiteiten waren een afwisseling van ravotten in de zee, over de golven springen en duiken. Met een schepnet garnalen vangen. Zandkastelen en forten bouwen bij opkomend tij. En langs de vloedlijn strandjutten en schelpen zoeken. We hadden een mooie verzameling. In een boek zochten we de namen op en in de winter thuis installeerden we op de zolder ons eigen schelpen-museum. We hadden een paar scheermessen. Dat was een geweldige vondst. Een uitzonderlijke vondst. Een mooie aanwinst voor ons museum. En op de badkamer zeepten we ons als 8 en 10-jarigen stiekem in met scheerzeep en ‘scheerden’ we ons als echte kerels.
De soort die je nu in Nederland veelvuldig aantreft heet de ‘Amerikaanse zwaardschede’ (Ensis). Een exoot, meegekomen met schepen uit (zuidelijk) Amerika. Normaal staan ze verticaal in het zand (slijk) en halen ze hun voedsel uit het water. Mini-organismen, plankton en zo. Eigenlijk horen ze thuis is veel warmer water dan de Noordzee. Als het te koud is of er is een heftige storm gaan ze dood en spoelen aan. Een feestmaal voor de vele meeuwen en strandlopers. De foto’s hierboven maakte ik eind januari. Een zonnige dag met temperaturen rond het vriespunt.
Op de website van het VARA/BNN-programma ‘Vroege Vogels‘ vind je meer informatie. Klik HIER.
In de binnenstad van Bergen op Zoom vind je een heel goede viswinkel. Ik was er vele jaren een trouwe klant. Af en toe kocht ik een bundeltje scheermessen … om op te eten wel te verstaan. Ik maakte ze klaar als mosselen. Kort koken in een beetje vocht (liefst bier), wat groenten in de pan. Een dipsausje d’r bij en smullen maar. Het was altijd een bijzonder voorafje want zoiets komt niet elke dag op je bord.
‘Beebie’ is geboren. Maandag 14 januari – 17.55u wordt in Bergen op Zoom mijn vijfde kleinkind geboren. 3630 gram. DUIN IRMA JOHANNA SCHYVENS. Dochter van mijn zoon Jules en schoondochter Yvonne. Hun derde kindje, Ender en Icarus hebben een zus. Olivia en Carmen een nichtje.
Duin Schyvens
De tekst hierboven klinkt erg zakelijk. Het zijn de feiten maar hier zit een meer-dan-trotse Bompa te stralen van oor tot oor. Een kleindochter. Joepie. Alles gaat goed met moeder en kind. Dat is ook altijd fijn om te horen / weten.
We schenken een borreltje in en toosten op het nieuwe leven. Welkom Duin. En met m’n glaasje loop ik naar buiten en breng een toost uit op ‘de Maan’. L’Chaim – Op het leven.
ps. Dit is de vijfde keer dat ik zo’n mooi bericht kan plaatsen op mijn blog. En zoals je vast zult begrijpen, zal ik in de (nabije) toekomst terughoudend zijn met het plaatsen van foto’s van mijn kleinkinderen. Dat is namelijk niet aan mij … maar vandaag mag het wel. Ik ben zielsgelukkig.