En opnieuw een herinnering uit lang vervlogen tijden. Den Bompa vertelt … Ik neem jullie mee naar het voorjaar 1981. We waren met een paar buitenlandse studenten op de Avek (*) in Leeuwarden. Ik was een van hen en Wilfried een van de anderen. Wilfried is Duits met een mooi accent in zijn zeer behoorlijk Nederlands. Wilfried was aardig, sociaal, een mooie mime-speler met een verborgen droeve clown in zich. We vormden met z’n allen – studenten en docenten – een hecht collectief. Al gauw wist ik dat Wilfried uit Berlijn komt en ik zei hem dat ik heel graag die stad eens wilde bezoeken. Hij zou wat regelen.
De wereld was nog opgedeeld in het Oostblok – de Sovjet Unie en zijn satellietstaten, verenigd in het Warschaupact en het Westen, militair verbonden in de Navo. Reagan was net aan zijn eerste periode begonnen als Amerikaans president en Leonid Brezjnev had de Kremlin-touwtjes nog steeds in handen. Ook Berlijn was nog steeds een gedeelde stad. In tweeën gedeeld door de ‘Berlijnse Muur’. West Berlijn als een enclave van West Duitsland. En Oost Berlijn, de hoofdstad van de DDR.
Wilfried heeft een kamer voor ons geregeld in een huis van vrienden in West Berlijn. Die vrienden waren drie maanden op reis in Marokko. Zij deelden het huis met een ander stel. Zij Duitse, hij Libanees. Met het adres en een telefoonnummer op zak vertrekken we met onze Renault 4 naar Berlijn. Voor het eerst in mijn leven passeer ik het IJzeren Gordijn, de grens van West Duitsland en de DDR. Stempels. Paspoortcontrole. Spiegels onder de auto. Een grondige controle. Een half uur later rijden we door Oost Duitsland. Nog een half uur later hebben we onze eerste bekeuring te pakken. Er zal er op de terugweg nog één volgen. Voor te traag rijden notabene. Maar dat is weer een ander verhaal.
Goed, we vinden ons logeeradres. Een groot huis, heel vriendelijke mensen. We krijgen een sleutel en we mogen alles gebruiken. Je zou kunnen zeggen ‘Airbnb-avant-la-lettre’ en ook nog gratis. Een grote slaapkamer, een grote badkamer. Alles groter en ruimer dan ons kleine voorhuis in Boelenslaan. Een supermarkt voor de deur, een markt om het hoekje en de U-Bahn op drie minuten loopafstand. We aten die tien dagen verschillende keren met z’n allen. Ik kook, zij koken. Ontbijten doen we altijd ‘thuis’. En we volgen veel van hun tips op.
We doorkruisen de stad. We gaan naar musea, naar (alternatieve) theatervoorstellingen, naar een nachtclub. Ine swingt een nacht lang tot ze niet meer op haar voeten kan staan, de koningin van de disco. Er hangt nog veel meer een hippie-sfeer in West Berlijn dan in Nederland. We zien West Side Story en we zien bijna dagelijks ‘De Muur” vanaf de westerse zijde.
Ook een bezoek aan Check Point Charlie – met bijbehorend museum – staat op het programma.
Ik ben zwaar onder de indruk van het museum en alle verhalen. Over vluchtende Oost-Berlijners en hoe gewone families plots in een andere, verscheurde stad wonen. Zeg maar gerust: in een andere wereld. Zo dichtbij en toch onbereikbaar.
We hebben nog een paar dagen voor de boeg voor we weer terug naar Nederland rijden. “Laten we Oost Berlijn ook bezoeken”. We hadden de nodige informatie ingewonnen tijdens ons bezoek aan (bij) Check Point Charlie. Op Paas-zaterdag staan we op tijd op. We ontbijten en we gaan een dagje naar ‘Communistisch Berlijn’. De socialistische heilstaat. Bij het al eerder genoemde Check Point Charlie passeren we eerst (lopend) de West Duitse douane en daarna lopen we zigzaggend naar het Oost Duitse deel van de grensovergang. Daar moeten we papieren invullen en we betalen elk vijfentwintig Westduitse marken en krijgen daarvoor in de plaats een handvol Oost Mark. Ik denk dat het alles bij elkaar twintig minuten in beslag nam. We zijn in de DDR. We lopen naar Alexanderplatz en vinden een terras in een schuchter lente-zonnetje. We moeten even bekomen van dit ‘avontuur’.
We bestellen cappuccino en een gebakje en concluderen dat ‘die Oost Duitsers’ zich de mooiste delen van de stad hebben toegeëigend. Tenminste – zo lijkt het op het eerste zicht.
We betalen een kaartje en gaan met de lift naar boven in de televisie-toren. Een beeldschoon uitzicht over Berlijn. Voor ons – toeristen – is dat mooi. Voor de Oost Duitsers moet dat anders voelen. Zijn zien het ‘vrije westen’ maar kunnen er niet naar toe. Ze kijken naar de West Duitse televisie maar het is de wereld van ‘de vijand’. Ik meen me te herinneren dat we boven in de toren hebben geluncht.
We hangen wat rond en dan worden we aangesproken door een man van rond de vijfentwintig. Keurig in het pak, zonder stropdas. Zijn vriend heeft een trainingspak aan. Ze zijn beiden goed gespierd. Natuurlijk vragen ze waar we vandaan komen. Een beginnend praatje en dan vraagt hij of we geld kunnen wisselen. Ik denk dat we zoiets antwoorden als “Dat hangt ervan af”. Vijf minuten later zitten we in een rustigere straat in een kroeg. Ik aan het bier. Ine heeft een glas wijn en de heren drinken water. De man in pak voert het woord. Zij zijn worstelaars van het nationale DDR team. Eén van hen was actief op de Olympische Spelen in Moskou in 1980. Ze reizen met grote regelmaat naar het buitenland. En daar wilden ze het met ons over hebben. Ze krijgen maar een beperkt aantal dollars of Westduitse marken ter beschikking van hun worstel-federatie. Maar ze moeten wel van alles aanschaffen voor hun familie. Zeggen ze. Daarvoor hebben ze meer westerse contanten nodig. Of we wat kunnen wisselen? “Bitte schön …”
We kijken elkaar aan en fluisteren wat in het Nederlands. Ik denk ‘stasi’ maar zeg het natuurlijk niet. We kunnen net zo goed hier wat cadeautjes kopen dan in West Duitsland. Ja, goed idee. DDR-prularia en een cadeau voor Catelijne. We besluiten om vijftig West Duitse marken te wisselen voor hun Oost Duitse marken. Er wordt wat gefriemeld onder tafel en het geld wisselt van eigenaar. Ze bedanken ons en ze vertrekken. Wij nemen nog een drankje en ik betaal de rekening. Het is ondertussen al een uur of vier. Laten we op zoek gaan naar een Oost Duits warenhuis.
Op straat zien we al gauw dat veel winkels gesloten zijn. Het paasweekend is ook in Oost Berlijn al begonnen. Winkels die vanochtend nog open waren zijn nu dicht. We vragen waar we een warenhuis kunnen vinden. We worden de weg gewezen en even later staan we voor een mooie etalage. Chique mag je dat gerust noemen. Niet meteen wat we zochten maar deze winkel is gelukkig nog open. Als we naar binnen gaan wordt er gevraagd waar we vandaan komen. “Niederlande”. Dat is goed, we mogen naar binnen. We lopen wat rond. Het lijkt meer op een winkel op een internationaal vliegveld dan op een normaal warenhuis. We vinden een paar dingen en lopen naar een kassa. “Dreiundsechzig Marke siebzig”. Ik begin de net verkregen biljetten te ontcijferen. “Nein, Westmark bitte”. Wat blijkt? In deze winkel mogen enkel buitenlanders – en hoge partij-bonzen – iets kopen … in westerse valuta. We hebben niet meer zoveel westers geld bij ons. We kopen een paar ansichtkaarten en staan even later met lege handen op straat.
Niet echt lege handen – zakken vol met Oost-Duits geld. Alle winkels gesloten en we kunnen het niet uitgeven. We vinden een cafe. Ine bestelt een whiskey – hoe moeten anders het geld opkrijgen – eten een broodje en druipen licht verbouwereerd af, opnieuw richting grensovergang.
En daar wordt ons heel duidelijk gemaakt dat we geen Oost Duitse marken mogen uitvoeren – lees: meenemen naar West Berlijn. We maken onze zakken leeg. Ik lever het niet gebruikte geld in. Bang dat ze ons zouden fouilleren. Toch lichtelijk geïntimideerd door de situatie en de onbekendheid. We krijgen er geen Westduitse marken voor terug.
Als we weer thuis zijn haal ik – als daad van ‘verzet’ – een briefje van ‘Fünf Mark’ uit mijn achterzak. Toch nog een souvenir gescoord. Lachen …
(*) Avek = Akademie voor Ekspressie en Kommunikatie – hbo-opleiding Docent Drama door Woord en Gebaar
In de serie: Olympische Spelen (Steden)