Tags
Begrafenis, Bernard De Pooter, Davidsfonds, Familie, Felix Eyskens, Onderwijzer, Opa, Overlijden, Schilder, Sint-Amands, Sint-Bavo
1 september. De traditionele dag dat kinderen weer naar school gaan in België. De zomervakantie begint elk jaar op 1 juli en op 1 september beginnen de scholen weer. Dat was zo toen ik naar school ging en gaat vandaag nog steeds zo. In België doen ze niet aan vakantiespreiding. Familievakanties worden ofwel rond 21 juli (nationale feestdag) of rondom 15 augustus (Onze Lieve Vrouw Hemelvaart) georganiseerd – meestal afhankelijk wanneer ouders vakantie hebben. Mijn ouders werkten in het onderwijs. 1 september was dus ook de dag dat zij weer volle bak aan de slag gingen.
Ik ga nu nog een generatie verder terug. Ook mijn grootvader – de vader van mijn moeder – was onderwijzer. Gerard Karel De Smedt. Hij was schoolhoofd (hoofdonderwijzer) van de gemeentelijke jongensschool in Sint-Amands aan de Schelde. Hij noemde zichzelf het liefst onderwijzer-kunstenaar. Zijn oudste broer (Nonkel Mon) was heel wat jaren burgemeester van Sint-Amands en een andere broer (Nonkel Pater) was ruim dertig jaar missionaris (Scheutist) in Chinees Mongolië.
Mijn opa stichtte het Davidsfonds in zijn geboortedorp en samen met zijn broer startten ze het kunstgilde ‘Het Vierkant’ in Puurs. Een groep schilders die les kregen van mensen als Felix Eyskens (Vlaams impressionist) en Bernard De Pooter. Hij sprak met grote waardering over hen.
Drie schilderijtjes van mijn opa met de originele (gipsen) lijsten. Hij heeft nooit kunnen vermoeden dat zijn werk ooit aan een Mozambikaanse muur zou hangen.
Ik heb niet heel veel eigen herinneringen aan hem want hij overleed op 1 september 1964 in Boechout. Vandaag dus zesenvijftig jaar geleden. Ik was bijna acht jaar. Ik herinner me opa het best in zijn garage-atelier. Zittend op een krukje, gehuld in een stofjas, bril op zijn neus, schilderspalet in zijn linkerhand en een penseel in de aanslag. Hij sprak zacht en was zachtmoedig. Als ik bij hen mocht mee-eten kreeg ik een glaasje tafelbier. En ik herinner me dat hij zijn boterhammen altijd in de koffie sopte voordat hij ze opat. Ik herinner me het zachte geslurp en de geur. Waarschijnlijk had hij zijn gebit niet in maar dat besefte ik niet als kind. Wij woonden in dezelfde straat – schuin tegenover hen.
Ook herinner ik me die dagen van begin september 1964. Mijn grootouders woonden toen nog niet heel lang in Boechout. Zij verhuisden enkele jaren eerder vanuit Sint-Amands naar dezelfde straat in Boechout waar hun oudste dochter (mijn moeder) had gebouwd. Voor het eerst kwam ik in aanraking met de dood. Tegelijkertijd werd ik er ver weg van gehouden. Ik herinner me heel goed dat het huis van opa en oma helemaal was bekleed met zwarte doeken. Een soort donkere grot. Spannend en griezelig tegelijkertijd. Ik heb opa niet opgebaard gezien daar vonden ze mij te jong voor. En tijdens de begrafenis moest ik bij oma blijven. Waarom weet ik niet. Ik had mijn eerste communie anderhalf jaar eerder al gedaan. Mocht een weduwe niet mee naar de mis en het kerkhof? Ik kan het hen niet meer vragen. Ik herinner me wel dat de (zwarte) begrafenisstoet vertrok in de Welvaartstraat richting parochiekerk Sint-Bavo.
Drie jaar later toen de Bomma – de moeder van mijn vader – overleed, was ik wel overal bij betrokken, inclusief het groeten van mijn opgebaarde grootmoeder tot het meelopen in de begrafenisstoet.
Je zult het wel begrijpen … 1 september had bij ons thuis altijd een klein zwart randje ondanks de opwinding van de eerste schooldag.