Kleindochter Duin (5 jaar) komt thuis van school en ze heeft een dringende vraag: “Wat zijn mijn zijnamen?” Tja, wat zijn haar zijnamen? Sterker nog: ‘Wat zijn zijnamen?” Ze komt zelf met het gedeeltelijke antwoord: “Ik heb een VOORnaam (Duin) en ik heb een ACHTERnaam (Schyvens) maar ik ken mijn ZIJnamen niet.” Is het niet heerlijk? Iedereen met kinderen en kleinkinderen kent dit fenomeen. Kinderen verzinnen de meest prachtige woorden en zinnen. Ik herinner me dat Colette N (een vriendin / kennis) heel veel van dit soort taal vermeldde op haar Facebookpagina. Nu zie ik ze zelden, vast omdat haar kinderen nu tieners zijn en ze daarom minder pareltjes aanleveren aan hun moeder.
Ik herinner me woorden als ‘bovendak’(imperiaal) en ‘puntje’ (trekhaak) die onze zoon – daarna wij ook – gebruikte. Volgens mij heet zoiets: familietaal. ‘De zaag’ voor het broodmes. Ook het welterusten zeggen had zo zijn vaste zinnetjes. “Welterusten” – “Welterusten” (soms met als variant: “Bleke busten” – “Lekkel lapen” – “Altijd zeggen.” En daarna mocht er absoluut niets meer gezegd worden.
Dat was dan vandaag een uurtje minder slapen. De klok een uur vooruit. Dat betekent dat de tijd met Mozambique nu gelijk loopt tot eind oktober. En dat het langer licht is en dat vind ik nog steeds het mooie van de zomertijd (en het veranderen van de klokken).
Op TwiXer zie ik de (Vlaamse) vraag (of is het een poll?) of de paaseieren door de PAASHAAS of door DE KLOKKEN (van Rome) worden gebracht. Bij ons waren het vroeger natuurlijk de klokken. Katholiek, weet je wel. Laat ik vooral de vredesboodschap die altijd gekoppeld is aan het paasfeest hier van harte onderschrijven … VREDE OP AARDE voor alle mensen van goede wil.
Doce [zoet] Meestal gebruik ik dat woord om iets te vertellen of te vragen over een drankje of een toetje. Je kunt het woord ook figuurlijk gebruiken. Vroeger zei ik heel vaak ‘zoet’ tegen Ine. Een koosnaampje. Ik zal zelden ‘doce’ zeggen tegen Isabel. Dat heeft ook een beetje te maken met de uitspraak van dois [twee], doze [twaalf] en dose [dosis]. Alle vier deze woorden lijken verdomd veel op elkaar. Niet altijd handig.
D. Ik had ook kunnen kiezen voor: devagar – langzaam / difícil – moeilijk / diretor – directeur of regisseur / doença – ziekte / doméstico – huiselijk
Esquecer [vergeten] Jammer genoeg moet ik dit woord te vaak gebruiken. Esqueci – ik ben het vergeten. Bijvoorbeeld omdat ik me iets niet meer herinner. Een afspraak, een belofte, een gesprek van een tijdje geleden. Isabel wijst me daar graag op maar ik weet zeker dat ze niet altijd gelijk heeft. Boodschappenlijstjes maak ik meestal van te voren om niets te vergeten als ik door een supermarkt dwaal. Rondom mijn computer en printer plak ik gele briefjes om zaken (afspraken of voornemens) te onthouden. Nog niet om meneer Alzheimer buiten de deur te houden.
E. Ik had ook kunnen kiezen voor: empregada – medewerker of huishoudelijke hulp / engordar – dik worden / então – dan / escada – ladder / escola – school / escritório – bureau of werkkamer / espírito – geest / estar – zijn / exato – juist / esquerda – links
Frango [kip] In bijna alle landen in de wereld wordt er kip gegeten. Mozambique is daarop geen uitzondering. Integendeel. Er zijn heel veel traditionele gerechten met kip. Mmmm. Het is dus niet verbazingwekkend dat wij kippen hebben. Deels voor de eieren maar ook voor het beest zelf. Eerst zullen de haantjes de weg vinden naar de keuken en daarna naar ons bordje. Jammergenoeg vind je in de supermarkt meer en meer plofkippen. Geen goede ontwikkeling.
F. Ik had ook kunnen kiezen voor: fácil – gemakkelijk / falar – spreken / fantástico – fantastisch / fazer – doen / feliz – gelukkig / férias – vakanties / festa – feest / fiambre – ham / folha – blad / fim de semana – weekend / fome – honger / filho – zoon
In reacties op mijn eerste Portugees ABC’tje las ik dat lezers het leuk vinden om woorden te herkennen uit andere talen. Dat zal bij deze woorden ook wel gebeuren, denk ik zo.
Iedereen die hier meeleest weet wie Wim de Bie is. ‘Was’ moet ik sinds gisteren zeggen. Ik ga hier niet zijn hele carrière beschrijven. Dat is niet nodig. Dat doen al heel veel anderen, dat moet gemakkelijk zijn om dat zelf te googlen.
Ik schreef gisteren op de familie-app: “De dood van Wim de Bie voelt een beetje als een 2de overlijden van Ine. Hij was uitgesproken haar nummer één op comedy-gebied. Vooral zijn woede-uitbarstingen. RIP Wim de Bie.”
Mijn kinderen reageerden onmiddellijk dat ze dat ook zo voelden. Ze wisten van de grote ‘liefde’ van Ine voor Wim de Bie en heel veel van zijn types.
Ik zou Freek de Jonge op mijn nummer 1 positie plaatsen maar natuurlijk zijn Koot en Bie (Symplistische Verbond, de Klisjee-mannetjes, etc) niet te overtreffen. Hun bijdrage aan de Nederlandse taal is groots. Regelneef, doemdenken en nog heel veel meer. Een zondagavond in de 80’er jaren in Wyns … Studio Sport – met het bord op schoot-, het journaal en daarna Keek op de Week. Later op de avond ook Adriaan van Dis. We bleven er voor thuis!!! Nederlands cultureel erfgoed.
Meer hoef ik er vandaag niet aan toe te voegen. Rust zacht meneer de Bie.
Bestaat er ook een Nederlands woord voor ‘copyright’? Ja natuurlijk: ‘auteursrechten’. Steeds meer Engelse woorden zijn dagelijks taalgebruik geworden in het Nederlands. Taal is een levend iets dus de invloed van andere talen is heel begrijpelijk. Ik herinner me een tijd dat we zoveel mogelijk (nieuwe) Vlaamse woorden gingen gebruiken. Ik herinner we nu drie woorden die het niet echt hebben overleefd. Punaise moest duimspijker worden, de snackbar het peuzelhoekje en de living (salon) de leefkamer. Er zijn vast nog veel meer voorbeelden. In Nederland wordt ‘dossier’ op z’n Frans uitgesproken – met een lange ee-klank op het eind, in Vlaanderen met een -ier-klank. Het woord ‘tram’ klinkt in Nederland als ‘trem’, net zoals de (Vlaamse) ‘camping’ de Nederlandse ‘cemping’ is.
Ik heb het hierboven niet over typisch Vlaamse (Antwerpse ?) woorden zoals bijvoorbeeld: goesting, kwistenbiebel, ge moogt uw pollekes kussen, zoeteke, zot, kuisen, miljaar …
Ik wil een stukje schrijven over auteursrechten. Koen, blijf bij de les. Ik weet dat ik niet zomaar een foto van internet kan plukken en gebruiken op dit 100%-niet-commercieel blog. Ik kan bij overtreding flinke boetes krijgen. Medeblogger K (of S) heeft me daar meermaals op gewezen. Ik ben sindsdien veel voorzichtiger geworden. Ik gebruik eigen foto’s of foto’s van Pixabay of Picrepo of soortgelijke websites. Toch blijf ik met een paar vragen of onduidelijkheden zitten. Met enige regelmaat schrijf ik over boeken die ik onlangs las. Dan plaats ik bijna altijd een foto van de kaft. Schend ik dan het auteursrecht? Ik weet het niet maar ik denk het niet. Het is eigenlijk een vorm van reclame althans als ik het boek niet volledig de grond in boor. Hetzelfde met een poster of foto (een still) uit een film of serie. Mag ik een foto van een (eeuwenoud) beeldhouwwerk of schilderij plaatsen op mijn blog?
Na het publiceren vorig week van de vijf pistooltak-foto’s op mijn blog heb ik de kunstenaar een e-mail gestuurd waarin ik hem verwees naar mijn stukje. En hem (achteraf) vroeg of ik deze foto’s wel mocht gebruiken. Ik beloofde ze onmiddellijk weg te halen als het niet mocht. Ik kreeg een vriendelijk mailtje terug dat het oké is en dat hij het een leuk stukje vind. Hetzelfde heb ik enkele jaren geleden gedaan met een schilderij van een Amerikaanse kunstenaar. Ook zij mailde me dat het in orde was.
Omgekeerd heeft een collega-blogger een van mijn hervertelde Griekse verhalen overgenomen op zijn blog. Hij vroeg keurig om toestemming. Ik zei ja en voelde me vereerd.
Op Facebook en Twitter zie ik heel veel gedeelde cartoons van bijvoorbeeld Kamagurka, Gummbah, Joep Bertrams en Ruben L. Oppenheimer. Mag dat? Die vraag stelde ik ooit op FB. Er kwamen niet veel antwoorden maar niet één keer ‘Nee, dat mag niet’. Wel opmerkingen als ‘Dat vinden die cartoonisten juist goed dat hun werk verspreid wordt, ze zijn tenslotte al betaald door de krant of het tijdschrift waar zij voor werken.’ Is dat helemaal correct? Ik heb mijn twijfels.
Deze week zag ik ergens op Twitter onderstaande cartoon uit ‘The New Yorker’ …
Natuurlijk zien jullie die cartoon niet want daar rust ‘copyright’ op, zoals op elke creatieve uiting. Pas als de maker 70 jaar is overleden is zijn of haar werk rechtenvrij. Mag ik die tekening uit de New Yorker toevoegen aan dit stukje? Mogelijk niet, waarschijnlijk niet. Ik weet het niet. En als ik aan bronvermelding doe zoals bij de foto hierboven?
Op de cartoon die ik wilde plaatsen zie je een druk kruispunt met zes, zeven mensen op zebrapaden met een blindenstok allemaal starend naar hun telefoontje. Ik vind deze cartoon best wel grappig maar de realiteit waaraan de tekening refereert is natuurlijk in-en-in-triest.
Het hoeft niet altijd origineel te zijn. Vandaag dus iets dat ik onlangs ergens voorbij zag komen. Op Twitter of Facebook denk ik. Met andere woorden: ik heb onderstaande zinnetjes gejat. Ik zag het nog niet eerder. Jullie misschien wel. Een leuk taalspelletje om te laten zien dat de plaats van een woord in een zin van invloed is op de betekenis van die zin.
Ik ga niet schrijven over gender-neutrale toiletten of over het verschil tussen dames- en herentoiletten (*). Maar over het lidwoord horende bij het zelfstandig naamwoord: ‘WC’. Wat moet het zijn: DE WC of HET WC?
De NMBS (Belgische spoorwegen) geeft het verkeerde antwoord.
Op de trein ROOSENDAAL – ANTWERPEN
Ik stap in Roosendaal over op de trein naar Antwerpen. Ik ben goed op tijd. Ik zoek een rustig compartiment uit en loop voorbij de WC. En wat ziet mijn oog … “Het WC tijdens een halte in een station niet gebruiken.”
Ai … pijn aan mijn ogen. Ik zet mijn rugzak neer en haal mijn telefoon boven. Ik maak een foto van dit tweetalige bordje. Ik vraag dezelfde dag nog aan een paar vrienden wat het juiste lidwoord is van WC. Ik noteer een 100%-score voor DE. Maar er is een lichte twijfel als ik HET opper. Ja … in het dialect zeggen ze … enzovoort.
Rest de vraag … waarom DE en niet HET? Zouden de mensen bij de NMBS die dit bordje hebben bedacht, hebben vervaardigd en hebben bevestigd allemaal gedacht hebben dat het ‘HET WC’ moet zijn? Ik betwijfel het. Misschien was het een Franstalige afdeling die deze opdracht heeft uitgevoerd. Ik neem de proef op de som en laat Google Translate het zinnetje ‘L’usage du WC est interdit’ vertalen. Dan verschijnt er keurig: ‘Het gebruik van de WC is verboden.’
Ik Google nog wat verder. WC is mannelijk. DE WC, DEZE WC. Ik vind bij KdV – Taalmakers de volgende uitleg:
Zo zit de vork in de steel: de wc is correct. Dit is echter een uitzondering op de ‘regel’, omdat wc eigenlijk een afkorting is van het onzijdige watercloset.
De Nederlandse taal kent naast het onbepaalde lidwoord een, nog twee bepaalde lidwoorden: het en de. Voor onzijdige woorden schrijven we het, en voor mannelijke en vrouwelijke woorden de. Algemene regels voor het gebruik van de en het bestaan helaas niet, enkel regelmatigheden en de hiermee gepaarde uitzonderingen. Gelukkig helpt ons taalgevoel een handje.
Geen duidelijke regel? Dan is er ruimte voor verwarring. Zoals bij wc. Wc is de afkorting van het Engelse water closet, een onzijdig woord. Het geslacht van een afkorting is doorgaans hetzelfde als het volledige woord, maar dus niet bij wc. De afkorting wc wordt algemeen opgevat als een mannelijk de-woord.
Waarom wc dan niet de regel volgt? Omdat de afkorting waarschijnlijk niet in ons taalgebied is ontstaan uit water closet, maar rechtstreeks als Engelse afkorting is overgenomen. Zo werd the wc al snel de wc.
Deze verwarring over lidwoorden brengt me terug naar onze gezamenlijke maaltijden in Wyns. Huisgenoot Rob sprak consequent over DE zout. Alle anderen vroegen om HET zout door te geven. En wat is juist? Het schijnt allebei correct te zijn …
(*) Dan had ik bijvoorbeeld iets kunnen schrijven over de veel langere rijen bij de DAMES. En waarom er nooit een discussie is op een vliegtuig of in de trein of de WC voor mannen of vrouwen is. Ook op naturisten-campings vind je dit onderscheid niet.
In de tuin van Catelijne liggen vijf grindtegels behoorlijk in de weg. We brengen ze naar de milieustraat. Wat zijn die krengen zwaar. En als we weg rijden bij ‘het stort’ zie ik een bordje “Morsingen zelf opruimen”. Wat word ik daar blij van. Zo’n woord dat ik al in geen eeuwen – ik hou van overdrijven – heb gehoord. Morsingen. Misschien heb ik het zelfs nooit gehoord maar ik begrijp de betekenis onmiddellijk. Is het een oud en bijna vergeten woord?
En onmiddellijk denk ik terug aan een gesprek enkele dagen geleden. Over wat ik mis als ik in Mozambique ben. Ik heb er eerder over geschreven. Kaas, een fiets, beuling van de Maurice … Een van de zaken die ik mis is ‘spelen met taal’. Taalgrapjes, kwinkslagen. Mijn Portugees is ontoereikend om woordgrapjes te maken. In het Engels gaat het al iets beter. In het Vlaams / Nederlands gaat dat natuurlijk veel gemakkelijker. Bijna vanzelfsprekend. En ik hou ervan. In m’n eentje doe ik dat uiteraard niet. Ik herinner me een zomervakantie in Frankrijk. Ik was op bezoek bij goede vrienden. Een paar dagen later zou ook onze vriend Per arriveren. Voor ons een gewone naam want we kennen Per – een Zweed – al jaren. Anderen hoorden deze voornaam voor het eerst. En toen gingen we los. Perceel. Percent. Persoon. Percolator. Peru. Perkament. Perceptie. Peroxide. Perplex … we gingen dagen door met Per-woorden.
Ken je het woord “Kram”?
Twee krammen
Ik dacht dat het een heel gewoon Nederlands woord was. Ik heb namelijk een paar krammen nodig om schilderijen op te hangen. Bij Builders – een grote Doe-Het-Zelf-Zaak bij ons in de buurt – zijn ze niet te vinden. Ik zocht naar het juiste Portugese woord. Ik voerde ‘kram’ in maar volgens Google Translate bestaat dat woord niet in het Nederlands. Na wat speurwerk stuit ik op het woord ‘hoek schroef’. Dat zal het dan wel zijn. In het Portugees zeggen ze ‘Parafuso de ângulo’. Dat hielp me trouwens niet want ik kan geen kram – zoals op bijgevoegde foto – vinden in Maputo. Ik ben uit mijn krammen geschoten toen ik dat ontdekte.
Goed. Spelen met taal. Zo fijn om te doen. Wat denk je van vergeten woorden? Ik zag gisteren de voorstelling ‘Romeinse Tragedies’. Heel mooi, maar dat terzijde. Veel slagwerk maar er wordt ook gebruik gemaakt van een ouderwetse ‘bandopnemer‘. In Nederland zeggen ze ‘bandrecorder’. Wie kent dat woord nog? Apparaten raken uit de mode. Wie gebruikt nog een typemachine? Of cassettebandjes? Bernlef schreef er een mooi stukje over. Maasbal. In ’t Vlaams noemen we dat ‘Stopei’.
Ik citeer een stukje.
Het woord ‘koffiemolen’ is al een stuk gebondener. In de hoofden van oudere mensen en antiquairs komt het nog met vanzelfsprekendheid naar boven, wekt een beeld vol geluid en geur. Maar laat het woord koffiemolen los in een disco en het zal zich verloren voelen, geen toegang weten te vinden in de hersens van het jonge dansende publiek. (Een koffiemolen? Misschien werd koffie vroeger in grote molens gemalen, net zoals het graan).
Er zijn nog oudere woorden. Kan het woord ‘koffiemolen’ zich na lang zoeken bij antiquairs nog op zijn legitimiteit en afkomst beroepen, er zijn ook woorden die het voorwerp waarop zij als een deksel pasten zijn kwijtgeraakt. Niemand kan er zich meer een voorstelling van maken.
Dat is niet opeens gekomen, maar in een langzaam en gradueel proces. Eerst verloor het voorwerp de grond onder de voeten. Het werd afgeschaft en vervangen door een nieuwe vinding met een ander uiterlijk. Een tijdlang wist het zijn spookachtig bestaan nog te rekken door zich vast te klampen aan het woord dat het eens betekend had en dat nog hier en daar viel in gesprekken waarin het over het verleden ging. Tot al die herinneringen waarin het voorkwam in steeds ouder wordende hoofden doofden. Eerst verloor het voorwerp zijn beeld om daarna ook zijn laatste rest identiteit, zijn welomschreven woordbetekenis kwijt te raken. Een tijdlang overleefde het voorwerploos geworden woord nog in woordenboeken met de toevoeging ‘archaïsch’ om tenslotte in een nieuwe druk definitief te verdwijnen.
Uren kan ik bladeren in het ‘Viertalig technisch woordenboek’ uitgegeven door Kluwer in 1906 en eens het eigendom van mijn grootvader die electrotechnicus was. Afhechtpaal, decanteerpot, geledenketel, klepvizier. Ze hebben het pleit verloren, zijn alleen nog maar aanwijsbaar op sepia getinte foto’s van een voorwereldlijk industrieel landschap.
Klik HIER als je het hele stukje van Bernlef wilt lezen.
Het lijkt wel of ik in een blog-dipje zit. Ik vergeet het vaak. Dat komt omdat ik veel ‘vlieguren’ maak buiten de deur. Al vroeg de deur uit en pas laat terug thuis. En dan kruip ik niet meteen achter de computer. Wel kijk ik dan nog even naar de televisie. Ik ben blij dat de verkiezingen achter de rug zijn want dan blijf ik misschien niet meer eindeloos zappen naar praat-programma’s. Best wel een domme activiteit.
Even mijn email checken. En mijn Facebook. En daar staat veel te veel reclame op. Vaak in de vorm van ‘voorgestelde berichten’. Ik weet niet of ik dat zelf kan uitzetten. Sommige filmpjes of grapjes kom ik regelmatig op meerdere profielen tegen. Vandaag zag ik twee grappige taal-bijdrages. Een glimlach. Ik vul er mijn blog vandaag mee. Ik hoop gauw mijn eigen verhalen weer op te pakken. Tot dan moeten jullie het doen met grapjes van een ander.
Seth Gaaikema is eergisteren overleden. Dit stukje is geen im memoriam, gewoon een herinnering. Ik ben niet een heel groot cabaret-liefhebber. Ik denk dat ik vroeger (lang geleden) twee a drie keer per jaar naar een cabaret-voorstelling ging kijken. Meestal in de Arenbergschouwburg in Antwerpen. Dat was de zaal waar de Nederlandse cabaretiers optraden in Vlaanderen. Ik herinner me voorstellingen van Herman van Veen, Paul van Vliet, Neerlands Hoop, Toon Hermans. Wim Sonneveld, Wim Kan en Seth Gaaikema heb ik nooit in het theater aan het werk gezien. Wel op televisie natuurlijk.
Neerlands Hoop (Bram en Freek) was mijn nummer één. Zonder enige twijfel. Ik heb nog een paar shows van Freek gezien zonder Bram Vermeulen. Ik bedoel dan in de schouwburg. Ik denk dat ik zowat alles van hem heb gezien op tv of op dvd. Maar ik zou het niet over de andere (oude) cabaretiers hebben maar over Seth Gaaikema.
Ik zou mezelf niet een fan van Seth Gaaikema noemen maar ik keek wel naar de meeste van zijn programma’s als die op de televisie kwamen. Oudejaarsconferences of andere theatershows. Ik was nooit over-enthousiast maar keek wel. Ik vond zijn taal-spitsvondigheden wel leuk. En net als vele anderen, vond ik veel van zijn (hertaalde) musical-liedjes erg goed.
Maar nu de herinnering. Het moet ergens halverwege de jaren 80 geweest zijn. Ine en ik gaan een dagje naar Amsterdam. Een voorjaarsdag. Het is mooi weer. ‘Rokjesdag’ zou Martin Bril het genoemd hebben. We slenteren over de Leidsestraat. Een boekwinkel in, een schoenwinkel uit. We komen in de buurt van het Leidseplein. Ik zie en herken Seth Gaaikema die in de andere richting loopt. Ons tegemoet als het ware. Hij kijkt ons aan, nou ja, hij kijkt vooral Ine aan en knikt vriendelijk goeiedag. Ine knikt terug. Als hij buiten gehoorsafstand is zegt Ine “shit, alweer iemand die mij kent en wiens gezicht ik me wel herinner maar niet zijn naam. Een oud collega of cursist …” Ik lach en haal haar uit die illusie. “Nee lieverd, dat was Seth Gaaikema.”
En je gelooft het of niet – minder dan een jaar later gebeurt precies hetzelfde met Mick Hucknall, de roodharige zanger van Simply Red. Ook in Amsterdam – op het Rokin. Zelfde scenario als bij Seth Gaaikema. Ine wordt vriendelijk / bewonderend toegeknikt en zij denkt dat zij herkent wordt. De schat.
Is dit stukje nu een herinnering aan Ine of aan Seth Gaaikema? Nou ja, doet er niet toe. Over de doden niets dan goed. En laten we nog lang over ze vertellen dan blijven ze ‘levend’ in onze herinnering.
Het is heet in Maputo. Vandaag werd het 37C. En morgen kan het zelfs 40C worden. En dat is warm ook omdat er nauwelijks wind is. De ventilator maakt overuren en we slapen sinds twee dagen (nachten) met de airco aan. De honderden mango’s aan onze boom schreeuwen om aandacht. Ze willen geplukt worden.
Mango-oogst van twee dagen
Ik ontbijt elke morgen met … mango. Bij het avondeten zet ik ook mango’s op tafel. Heerlijk fris met een paar druppeltjes citroen – ook uit eigen tuin. Ik moet toegeven dat het een genot is dat ik ze niet zelf hoef schoon te maken. Dat doet Todinho voor ons. Morgen maak ik een appel-mango taart. En vrijdag krijgen vijf van mijn collega’s allemaal een tasje vol verse, rijpe mango’s.
Ik was vandaag op zoek naar gelei-suiker maar dat heb ik nog niet kunnen vinden. Ik wil jam maken en/of een chutney. De winkels puilen uit met … kerstspullen. Plastic kerstbomen, zilveren en gouden slingers, kerstballen, kerst-geschenk-papier, lampjes in allerlei kleuren … het hele assortiment. Ik geloof mijn eigen ogen niet. Het is 6 november. De mussen vallen dood van het dak en de winkels zijn al volop in kerst-stemming. Het wordt trouwens mijn eerste Kerst in zwembroek. Ik ben benieuwd hoe ik dat ga vinden.
ps. Ik zocht nog even na op internet of ik de uitdrukking: ‘De mussen vallen (dood) van het dak’ juist gebruik. Ja, dat doe ik. Het betekent dat het heel erg heet is. Maar waarschijnlijk is het een verbastering van de ‘mossen’ vallen van het dak. En dat begrijp ik dan weer beter want in Bergen op Zoom ligt mijn terras in de zomer altijd vol met mos dat uit de dakgoot naar beneden waait / valt … als het warm en droog is.